termijn. GPS, van de andere kant, heeft een goede lange
termijn stabiliteit, maar op korte termijn kunnen fouten
ontstaan, met name door fasemeerduidigheden. Om een
optimale oplossing te krijgen zouden INS- en GPS-gege-
vens moeten worden geïntegreerd. Het INS wordt bij een
dergelijk geïntegreerd gebruik op de termijn van enkele
seconden gebruikt om de GPS-posities te controleren op
uitschieters. Op de wat langere termijn (enkele minuten)
kunnen de INS-gegevens telkens worden verbeterd door
gebruik te maken van betrouwbare GPS-posities.
Redundante laserafstanden, dat wil zeggen dat meer ge
gevens zijn ingewonnen dan strikt noodzakelijk is om het
terrein te representeren, kan men verkrijgen door het uit
voeren van overlappende vluchtconfiguraties. Met behulp
van dwars- en langsoverlap kan men de invloed van hori
zontale en verticale verschuivingen ten gevolge van syste
matische INS- en GPS-fouten reduceren. Dwarsoverlap
wordt verkregen door het uitvoeren van kruisende vlucht
configuraties.
Naast informatie die te maken heeft met de meetsystemen
en de meetgegevens, kan men ook andersoortige informa
tiebronnen toevoegen. Het meest voor de hand liggend zijn
paspunten, zowel hoogte-paspunten als (x,y-)paspunten.
Met behulp van hoogtepaspunten kan men veel fouten re
duceren. Voorbeelden hiervan zijn: troposferische effecten
op de DGPS-positie, ionosferische effecten op de DGPS-
positie bij één-frequentie ontvangers, hoogtefouten ten ge
volge van INS-gyrodrift, nulpuntsfout van de lasersensor,
positionele integratiefouten en atmosferische vertragingen
van de laserpuls. Met (x,y-)paspunten, zoals hoeken van
gebouwen, kan men horizontale verschuivingen die hoofd
zakelijk het gevolg zijn van INS-gyrodrift, verwijderen. Het
herkennen van objecten, zoals hoekpunten van huizen, die
geschikt zijn om als (x.y-)paspunten te dienen, kan echter
problemen opleveren. Het gebruik van paspunten is een
noodzaak om tot preciese hoogte-informatie te komen.
Conclusies
Wanneer de sensors van het laseraltimeter multisensor-
systeem goed worden gekalibreerd, gevlogen wordt met
voldoende dwars- en langsoverlap en gebruik wordt ge
maakt van paspunten, kan een puntprecisie van één deci
meter worden bereikt. De te behalen precisie is echter erg
gevoelig voor het terreintype, de terreinbedekking en de
gebruikte filters om ongewenste objecten, zoals huizen en
vegetatie, uit het hoogtebestand te verwijderen. Voor wat
betreft de instrumentele foutenbronnen vormen vooral
pointing jitter van de scannende spiegel, en gyrodrift en
uitlij ningsfout van het traagheidsnavigatiesysteem de voor
naamste bronnen van fouten, vooral wanneer de terrein
hoogten sterk fluctueren.
Vanuit commercieel oogpunt is de techniek van vliegtuig-
laseraltimetrie volwassen te noemen. Aan de andere kant
zijn veel zaken nog niet volledig begrepen. Hiervoor is veel
onderzoek nodig. Het onderzoek dat
ten grondslag ligt aan dit artikel, staat
niet op zichzelf maar heeft nauwe rela
ties met meer algemeen onderzoek dat
nodig is op het terrein van de kwaliteit
van geo-informatie.
Quality aspects of airborne laser
altimetry
High single point precision and high
point density can be obtained by air
borne laser altimetry, using GPS positio
ning and INS attitude determination.
When laser-altimeters are well-cali
brated, the flight-configuration produces
sufficient redundant data, and when
control points are used, accuracies up to
the decimeter level can be achieved.
However, the accuracy is very sensitive to
terrain type, terrain coverage and used
filters to remove from the DEM unde-
sired objects such as buildings and trees.
In particular pointing accuracy, which
depends on the pointing jitter of the
scanning mirror and INS attitude
determination, is a main error source,
especially over high relief terrain.
[1] Han, C. S., Vliegtuiglaserscanning.
NGT Geodesia 1995 no. 2.,
p. 89 - 93.
[2] Lemmens, M. J. P. M„ E. H. W.
Fortuin, Foutenanalyse van
vliegtuiglaseraltimetrie.
Rijkswaterstaat Meetkundige
Dienst, 1997.
[3] Looman, P. A. M., De praktijk
van vliegtuiglaseraltimetrie.
Geodesia 1997 no. 12,
p. 555 - 559.
[4] Vaessen, E. M. J., Een
kwalitatieve vergelijking van
DHM-inwinningsteclmieken.
Geodesia 1997 no. 11,
p. 483 -490.
[5] Wouters, W. J. C„ Actueel
Hoogtebestand Nederland.
Geodesia 1997 no. 10,
p. 433 -438.
1998-1
GEODESIA
Redundante laserafstanden
Externe informatie
8
Summary
Literatuur