ters kan men de landelijk geldende parameters gebruiken. Daar deze para meters geoptimaliseerd zijn voor het hele land, hoeven zij lokaal niet de beste aansluiting te geven. In plaats van de landelijke parameters te gebrui ken kan men lokale parameters schat ten door gebruik te maken van pas- punten. Om hoogten ten opzichte van het NAP te krijgen dient de geoïde te worden gebruikt. Fouten in de geoïde werken rechtstreeks één op één door in de NAP-hoogten. Vliegtuig-laseraltimetrie is, net als DHM-bepaling met matchingtech- nieken binnen de digitale fotogram- metrie alsmede SAR-interferometrie, een niet-selectieve opnametechniek. Een landmeter in het terrein of een fotogrammetrisch operateur zullen trachten punten op te meten, die re presentatief zijn voor de omgeving. De plaats van opname bij niet-selectieve meettechnieken is volstrekt wille keurig, immers waar de laserstraal de grond raakt, kan niet vooraf worden bepaald. Niet-selectieve meettechnie ken zijn daarom blind. Hierdoor wor den karakteristieke terreinstructuren, zoals breuklijnen, niet opgenomen. Een mogelijkheid om deze beperking te omzeilen is door beeldmateriaal op te nemen. De meest eenvoudige vorm, het mee laten lopen van een video tij dens de opname, wordt al toegepast. Een ander gevolg van blinde opname is dat het ruwe digitale hoogtebestand het terrein representeert, zoals dat door de laser is waargenomen. Deze waargenomen representatie hoeft niet overeen te stemmen met de gewenste Fig. 4. Hoekreflectie treedt op wanneer in de buurt van een spiegelend oppervlak zich een abrupte terrein discontinuïteit bevindt, zoals bebouwing. representatie. Voor veel toepassingen wordt een terrein representatie gevraagd waarbij bepaalde typen terreinobjec ten, bijvoorbeeld bebouwing of vegetatie, niet zijn opgeno men. Handmatige verwijdering hiervan is, door het grote aantal opgenomen punten, meestal te tijdrovend. Daarom heeft men filtertechnieken ontwikkeld om de hoogtege- gevens die niet corresponderen met de gewenste terrein situatie, automatisch te verwijderen. Uitgaande van de sig naalvorm van de ongewenste terreinobjecten wordt een ge neriek signaalmodel gemaakt van de betreffende terrein objecten. Bebouwing bijvoorbeeld kenmerkt zich door hoge, abrupte opwaartse sprongen in het hoogtesignaal. Gebruikmakend van deze kennis kunnen optimale filters worden ontwikkeld, die zulke sprongen detecteren en ver wijderen. Deze filters zijn echter niet-discriminatoir. Ter reinobjecten die men wel in het bestand opgenomen wil hebben, maar waarvan de signaalvorm overeenkomt met de signaalvorm van de ongewenste objecten, zullen ook wor den verwijderd. Filters geoptimaliseerd om gebouwen te verwijderen zullen toppen van sterk hellend terrein, zoals duintoppen, niet ontzien. Verbetering Wanneer men de afzonderlijke foutenbronnen bij elkaar optelt, krijgt men een veel te pessimistisch beeld van de haalbare puntprecisie. In de eerste plaats zijn er enkele systematische fouten die elkaar zullen elimineren. Bijvoor beeld DGPS-fouten kunnen, afhankelijk van het teken van de fout, compenseren voor fouten in de detector of sensor- integratiefouten. In de tweede plaats betreft het ruwe gege vens. Naast deze ruwe gegevens zal men andere informatie bronnen gebruiken om de precisie te verbeteren. Er zijn vier informatiebronnen beschikbaar om de precisie van de ruwe gegevens te verbeteren: kalibratie van de sensoren; integratie van het multisensorsysteem; redundante lasergegevens; externe informatie. In het navolgende zullen we bovenstaande informatie bronnen kort behandelen. Bij kalibratie van de sensoren kan men denken aan de vol gende aspecten: bepaling van nulpuntsfout en schaalconstante van de lasersensor; oplijning van het traagheidsnavigatiesysteem vooraf gaand aan de vlucht; bepaling van de onderlinge stand en positie van de ver schillende sensoren zoals geplaatst in het vliegtuig; synchronisatie van de sensors. Traagheidsnavigatiesystemen leveren zowel positie- als standgegevens. Bij laseraltimetrie worden gewoonlijk alleen de standgegevens gebruikt. Ten gevolge van gyrodrift en uitlijningsfouten vormt INS een zwakke schakel in de meetketen. INS kenmerkt zich door een goede korte ter mijn stabiliteit, maar de stabiliteit is slecht op de langere GEODESIA 1998-1 Kalibratie Integratie

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1998 | | pagina 9