Wmmm is een einde gekomen aan een gedeelte van deze onzeker heid; de bewoners weten nu of het tracé wel ol niet bij hen in de buurt komt. Op welke afstand, op 200 m van het huis, 30 m onder of door de keuken, is afhankelijk van de nadere detaillering bij het maken van het OTB. De marges die in de eerdere fase nog bestonden, zijn dan niet meer aanwezig. Met de bekendmaking van het OTB is het voor een ieder duidelijk waar het gekozen tracé exact komt te liggen. Het detailniveau stelt provincies en gemeenten in staat op verantwoorde wijze te beoordelen of zij met het gekozen tracé willen instemmen, zodat ze zelfstandig de vertaling in de Ruimtelijke Ordening (RO) richtlijn op zich zullen nemen, of het op een aanwijzing laten aan komen bij de vaststelling van het definitieve tracébesluit. Bewoners kunnen nog bezwaren inbrengen of tegen het tracébesluit zelf in beroep gaan. Vanuit het oogpunt van rechtsbescherming en communicatie is het dan ook nood zakelijk dat vanaf de publicatie van het O'l B alle betrokke nen de exacte ligging van het gekozen tracé kunnen nagaan in al zijn facetten. Onder alle betrokkenen verstaan we zo wel omwonenden als ontwerpers. Het op een juiste wijze inzicht geven in de ligging van het tracé is in elke fase van de besluitvorming belangrijk. Draagvlak is vooral een kenmerk van het besluitvormings proces: een betrokkene kan het met de inhoud van een beslissing oneens zijn, maar omdat hij in dat proces zijn invalshoek of belangen heeft kunnen inbrengen, kan hij toch met een gevoel van „fair play" zich bij de uitkomst neerleggen [3]. Het objectief kunnen oordelen over de toe komstige situatie is een belangrijke randvoorwaarde, waar bij een kaart met bijbehorende beschrijving van essentieel belang is. Zoals in het kader is aangegeven, bestaat de bij zondere procedure van de Tracéwet uit een aantal fasen. Wat betreft de visualisatie worden tijdens de PKB1 de tracé-varianten als een groene lijn weergegeven op de top- kaart schaal 1 25 000. De dikte van de lijn geeft de hoog teligging ten opzichte van het maaiveld aan (fig. 1). Tijdens de PKB3 ligt het schaalniveau al hoger met de weergave Voor grote projecten van nationaal belang, zoals de Hogesnelheidspoorlijn-Zuid, geldt de bijzondere proce dure van de Tracéwet. Hierin zijn de eerste twee fasen van de algemene procedure - het beleidsvoornemen en de trajectnota - vervangen door de procedure van de planologische kernbeslissing (PKB) uit de Wet Ruimte lijke Ordening (WRO). De PKB wordt in een viertal fasen gemaakt, gaat zelf in op het nut en de noodzaak van het project en geeft de grenzen en beperkingen (bandbreedte) aan waarbinnen het tracé moet komen. De in het kader van deel 1 van de PKB verplichte milieu-effectrapportage geeft aan welke alternatieven er zijn en wat daarvan de milieu-effecten zijn. Bij de HSL- Zuid bestond de MER uit een vergelijking van veertien tracé-alternatieven resulterend in een serie rapporten met een dikte van in totaal 30 cm. Na inspraak, advies en overleg (PKB2) volgt dan de kabinetsbeslissing (PBK3). Na goedkeuring door Tweede en Eerste Kamer (PKB4) kan op grond van de Tracéwet het Ontwerp- Tracé Besluit (OTB) worden gemaakt. Hierna worden de laatste stappen gevolgd van de algemene procedure, het tracébesluit en de uitvoering van het project. Het is van belang op te merken dat na goedkeuring van de PKB, en daarmee de keuze voor een bepaalde variant, de gestelde grenzen en bandbreedte bepalend zijn voor het ontwerp-tracébesluit [2] van de contouren van de bandbreedte op de gescande topkaart 1 10 000 (fig. 2). In de fase van het OTB wordt schaal 12500 gehanteerd. Men wordt dan echter geconfronteerd met een aantal problemen. De exacte positie van de as van het tracé en de begren zing van het talud is weliswaar op cen- timeterniveau bekend, maar de detail- weergave is te complex om op juiste wijze voor de bewoners inzicht te geven van wat er in de toekomst gaat gebeuren. De huidige werkwijze is het op een kartografisch verantwoorde wijze presenteren van het Digitale Terrein Model (DTM). Dit is speciaal ingewonnen voor het 3D tracé-ont werp fotogrammetrisch, maar heeft vanwege de hoge kosten een beperkte ruimtelijke bandbreedte. De aldus ver kregen ,,Iint"-kaart (fig. 3) is geo metrisch de best haalbare, juridisch gezien de best bruikbare (denk bij voorbeeld aan de noodzakelijke aan passing van de bestemmingsplannen), maar heeft geen goede beeldvorming. Fig. 1. Ook voor de voorlichters van het pro- Gedeelte van ject is het niet altijd duidelijk hoe het PKBl-kaart. ontwerp er op elke plek uitziet. 64 ■998-z Beoordeling toekomstige situatie GEODESIA T racéwet '\f Droogmaking j Spofininc.tH ^polder' olr/e rp-[-[}y;^\ y n Botérdorpsche

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1998 | | pagina 18