met: V, de satellietcoördinaten uitge zonden door de satelliet; xp yp zr de te bepalen ontvangercoör dinaten. De coördinaten worden gewoonlijk uitgedrukt in het GPS-coördinaten- systeem, het World Geodetic System 1984 (WGS84). De basis van zowel de ontvanger als de satelliet is een oscillator. De trillingen van de oscillator sturen de klok aan. Voor bespreking van het meetprincipe wordt hier uitge gaan van coherente en perfecte oscillatoren ofwel foutloze klokken in satelliet en ontvanger. De ontvanger verricht de metingen op tijdstip t [s]De satelliet heeft daartoe iets tevoren het signaal uitgezonden namelijk op tijdstip t-T, waarbij T de tijdsduur is die het signaal nodig heeft om van de satelliet naar de ontvanger te komen. Voor de code meting wordt het tijdsverschil tussen uitzenden en ontvan gen bepaald. Dit tijdsverschil, vermenigvuldigd met de lichtsnelheid c [m/s], geeft in principe de afstand van satel liet naar ontvanger, p c T in meters. Voor de fasemeting wordt de fase van de uitgezonden draaggolf, (ps, vergeleken met die van de door de ontvanger zelf genereerde draaggolf, <j0r De fase (p op een tijdstip t volgt uit de frequentie f uitgedrukt in Hertz [1/s], als (p=ft. Daar de ontvanger één golf niet van een ander kan onderscheiden, moet de meting voor een geheel aantal golven (cycles) worden gecorrigeerd. Dit wordt de fase meerduidigheid N genoemd (ambiguity). Deze meer duidigheid is onbekend, maar in principe constant zo lang - vanaf signaal-acquisitie - de ontvangst niet wordt onderbroken. Tot slot wordt de fasemeting uitgedrukt in meters door te vermenigvuldigen met de golflengte A [m] c= A/ <77777///////7777777> codemeting fasemeting: uitzenden: t-T ontvangent gemetenT afstandc T uitzenden(ps ft- t) genererentpr ft verschil(p f T N) afstandA<p c T A./V De satelliet zendt signalen uit op twee frequenties: LI en L2, met golflengten A^; 0,19 m en A^ 0,24 m. Een geodetische ontvanger kan code- en fasemetingen verrich ten op de beide frequenties (ook onder Anti-Spoofing) en aldus vier waarnemingen uitvoeren op elke waarnemings epoche (bijvoorbeeld elke seconde). De meetruis bedraagt voor de code enkele decimeters en voor de fase enkele mil limeters. De fase is dus ruwweg een factor 100 preciezer, maar wel behept met de meerduidigheid. Fig. 2. Afstandmeti ng. Waar n e m i n gs ve rge I i j ki n g Hierboven werd aangenomen dat de klokken in ontvanger en satelliet per fect waren en dat de signalen zich van satelliet naar ontvanger voortplanten met de lichtsnelheid. In werkelijkheid kan zowel de satellietklok als de ont- vangerklok voor- of achterlopen. Dit zal de metingen beïnvloeden. De klok- fout van satelliet (8st) en ontvanger 8rtmoeten in rekening worden ge bracht. Hiermee hangt samen een op- stelconstante (offset) in de fasemeting door satelliet en ontvanger. Deze wor den samengenomen met de meer duidigheid. De enkele meerduidigheid (één satelliet - één ontvanger) is daar door geen geheel getal meer. In de hier na te bespreken dubbel-verschil com binatie vervallen deze offsets. De meerduidigheid is dan wel weer een geheel getal. In vacuüm kunnen de GPS-signalen zich voortplanten met de lichtsnel heid. Bij het naderen van de aarde moeten de ionosfeer en de troposfeer worden gepasseerd. Door respectieve lijk vrije elektronen en luchtdeeltjes wijkt de snelheid af van die van licht in vacuüm. De ionosferische 1en troposferische vertraging (7) moeten in rekening worden gebracht. Voor een verdere bespreking van de fouten bronnen, zie [4], De waarnemingsver gelijking voor de codemeting p wordt nu: p p c8rt— c8st T De waarnemingsvergelijking geeft de relatie tussen de meting en de onbe kende parameters: de ontvangercoör dinaten (gewenst) alsmede klokfouten en atmosferische vertragingen (onge wenst). Deze waarnemingsvergelijkin- Fig. 3. Enkel- puntsbepaling. 120 1998-3 GEODESIA

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1998 | | pagina 26