t Fig. 9. Traject van 3 de rover. East 1998-3 GEODESIA Puntsbepalingsresultaten Het traject werd doorgerekend met enkel-frequentiemetin- gen (code en fase) naar zeven satellieten waarvan de elevatie minstens 15° bedroeg. De bus werd verondersteld voort durend in beweging te zijn (vol kinematisch). De meerdui digheden konden direct op het eerste tijdstip correct wor den opgelost. Door de toetsingsprocedure werden geen fouten gevonden. Dc ellipsoïdische hoogte van de antenne op de bus werd berekend ten opzichte van de hoogte van de buis in de grond van punt 15. Deze hoogte is voor het gehele traject gegeven in fig. 10 als functie van de afstand naar de referentie-ontvanger. Heen- en terugweg zijn over elkaar getekend. 5 10 slope distance [km] Op de terugweg werd de andere rijbaan van de heenweg genomen. De overeenkomst tussen heen- en terugweg is goed. Slechts op een paar punten is het verschil in hoogte tussen heen- en terugweg een paar centimeter. Dit is de hoogte van de antenne op de bus. Voor reductie naar het wegdek (wat dan identiek voor beide rijbanen zou moeten zijn) moet de stand van het voertuig (o.a. wielophanging/ vering) nog in rekening worden gebracht. Dan zou fig. 10 direct een zeer precies (geometrisch) hoogteprofiel van de dijk geven. De verticale as van de grafiek in fig. 10 verte genwoordigt slechts 60 cm. De hoogtevariatie van het asfalt op de dijk bedraagt een paar decimeter. Een statische periode geeft de mogelijkheid de spreiding in de geschatte positie te bekijken. De antenne werd weer in permanente beweging verondersteld. Per epoche werd een positie geschat. Voor de eerste statische periode (3 minu ten, 181 posities) zijn de resultaten, uitgedrukt in een lokaal topocentrisch systeem (North, East) weergegeven in fig. 11. De assen in fig. 11 representeren slechts 2 cm. De spreiding is klein, in de orde van 5 tot 10 mm. Hierbij moet nog in aanmerking worden genomen dat de bus stilstond, gepar keerd in de berm, en mogelijk onderhevig was aan interne (bemanning, draaiende motor) en externe (passerende voertuigen, wind) bewegingsinvloeden. Kortom de coör- dinaatprecisie is klaarblijkelijk een centimeter of beter wan neer de meerduidigheden eenmaal zijn opgelost. 15 39 2.0 km 12.4 km Fig. 10. Ellipsoïdische hoogte van plint 39 heen (groen) en terug (oranje). Fig. 11. Geschatte positie coördinaten voor statische periode. Oplossen van de meerduidig heden Bij de verwerking van de tijdreeks van 40 minuten werd om de minuut een signaalonderbreking gesimuleerd; de ontvanger ontving van geen enkele sa telliet nog signalen. De meerduidighe den moesten elke keer opnieuw wor den opgelost. Als code- en fasemetin gen op twee frequenties beschikbaar zijn, kunnen ze met de LAMBDA- methode direct weer correct worden opgelost, in alle veertig gevallen op ba sis van slechts één waarnemingsepo che, dus ogenblikkelijk ofwel echt on the fly! Voorts werden bij deze proef neming opzettelijk in de verwerking twee satellieten weggelaten, beide met middelhoge elevatie dat wil zeggen on geveer 50°Slechts vijf satellieten wer den gebruikt. Wanneer alleen metin gen op één frequentie beschikbaar zijn, is vijf satellieten te weinig. Slechts in 38% van de gevallen konden de meerduidigheden binnen 30 seconden correct worden opgelost. Deze geval len zaten voornamelijk in het begin en aan het eind van de tijdreeks, wanneer de afstand tussen referentie-ontvanger en rover slechts twee kilometer be draagt. In het middenstuk van experi ment bedraagt deze afstand 12 kilo meter. Worden de twee satellieten weer toegevoegd, dan kunnen met en kel-frequentie-metingen de meerdui digheden in 78% van de gevallen weer ogenblikkelijk worden opgelost. Kort om, wanneer code- en fasemetingen Ih O Ï5 niiiIiiiiIiiiiIiiir 5 mm I*-'!' i i i i i I i i 124

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1998 | | pagina 30