de lettercombinaties tussen AA en ZZ, dan is koppeling van beide nog steeds niet mogelijk. Hier geldt het adagium: Gelijke zaken zullen gelijk benoemd worden. In het NWB krijgt ieder Wegvak daarom een uniek Wegvaknummer. Dit nummer is ook in de tijd uniek, wat inhoudt dat het nummer van een Wegvak dat om wat voor reden dan ook is komen te vervallen, niet opnieuw gebruikt wordt. Het zijn in feite dezelfde regels die worden gehanteerd bij de naam geving van andere referentie-objecten, bijvoorbeeld van kadastrale percelen. Een stukje geschiedenis De behoefte aan zo'n gemeenschappelijke noemer heeft alles te maken met de opkomst van de computer en de daarbij behorende gegevensbestanden. In het begin van de jaren tachtig begon computercapaciteit dermate in prijs te dalen dat men er serieus over na kon denken om een ge detailleerd digitaal wegenbestand van Nederland op te bouwen. De eerste organisatie die daarmee begon, was de Rijkswaterstaat die een bestand nodig had voor de verkeers ongevallenregistratie (destijds ondergebracht bij de VOR). Deze dienst bouwde in 1981 het zogenaamde VLN. Een paar jaren later werd er in een andere dienst van de Rijks waterstaat, de toenmalige Dienst Verkeerskunde (DVK) gestart met een wegenbestand voor verkeerskundige be rekeningen, het zogeheten Basis Netwerk (BasNet), niet veel later gevolgd door een wegenbestand voor de verkeers intensiteitenregistratie (VG+). In het midden van de jaren tachtig begon een aantal elek tronicafabrikanten aan de ontwikkeling van autonavigatie systemen. Al snel werd duidelijk dat deze systemen een grote behoefte zouden krijgen aan uniforme, gedetailleerde en zeer actuele wegenbestanden. Firma's als TeleAtlas, later gevolgd door EGT1), speelden op deze behoefte in en bieden inmiddels navigatiebestanden van grote delen van Europa aan. Ook de Topografische Dienst was inmiddels bezig om haar analoge kaartproducten van een digitale basis voorzien. In de jaren tachtig was zij al begonnen met de 1 250 000 en 1 50 000, in de jaren negentig volgde de 1 10 000, resulterend in de TOPlOvector. Zij besloot om uit de TOPlOvector een hartlijnenbestand voor de wegen af te leiden, treffend het TOPlOwegen genaamd. Zo was er aan het begin van de jaren negentig de situatie ontstaan dat vier verschillende organisaties bezig waren om totaal een zestal digitale wegenbestanden op te bouwen of te onderhouden. Het NNI2), dat het secretariaat van de CEN3)-TC 278 „Traffic and Transport Telematics" op zich had genomen, organiseerde een aantal bijeenkomsten tussen potentiële gebruikers en producenten van wegen bestanden en hield aansluitend een enquête. Het Coördi natiepunt Telematica van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat borduurde verder op dit initiatief, wat resulteer de in het DigWeg-project. Eind 1994 tekenden de vier grootste producenten een zogeheten Letter of Intent. Hier in verklaarden ze zich niet op eikaars marktsegment te gaan begeven en intensiever te gaan samen werken bij het bijhouden van de be standen. Dit houdt onder meer in dat de Topografische Dienst zich gaat toe leggen op de mutaties in de geometrie van de wegen, de Rijkswaterstaat (AW) op de mutaties in de naam geving en andere referentiegegevens, en TeleAtlas en NavTech op de veran deringen in de wegattributen. Aan deze intentie wordt momenteel langzaam aan gestalte gegeven. Wat bevat het Nationaal Wegenbestand (en wat niet)? Het Nationaal Wegenbestand beperkt zich tot wegen die zich op Nederlands grondgebied bevinden.4) Het bevat al le relevante, voor het openbaar verkeer opengestelde wegen. Dit betekent on der andere dat alle woonstraten ertoe behoren, maar niet de wegen op het grondgebied van Schiphol of van de Hoogovens. Ook de meeste onver harde wegen zitten momenteel niet in het NWB, tenzij ze enig belang voor het verkeer hebben. De granulariteit (detailniveau) van het NWB is geba seerd op de TOPlOvector, die op haat- beurt correspondeert met die van de 1:10 000 topografische kaarten. Dat betekent in de praktijk dat bijvoor beeld minirotondes en vluchtheuvels langer dan 40 meter zullen resulteren in meerdere Wegvakken. Verder definieert NWB een topologi sche structuur tussen de Wegvakken. Ieder Wegvak wordt beschouwd als een relatie tussen een begin- en eind punt, Junctie genaamd. Hiermee krijgt het Wegvak een richting, waardoor het geschikt wordt voor de representa tie van richtingsafhankelijke gegevens (éénrichtingsverkeer bijv.). Hierdoor krijgen ook de begrippen „links" en „rechts" betekenis. Tevens heeft dit tot gevolg dat Wegvakken samen een zogenaamd netwerk "5) vormen. In zijn meest basale vorm zou het NWB bestaan uit een verzameling ge richte Wegvakken voorzien van unie ke Wegvaknummers. In deze vorm kan het echter moeilijk gepubliceerd worden omdat iedereen gelijk vragen zou stellen als: Wegvak 405674, waar bevindt zich dat in vredesnaam? Van- 128 1998-3 GEODESIA EGT European Geographic Techno logies, inmiddels Navigation Techno logies (NavTech) geheten. 2) NNI Nederlands Normalisatie instituut. 3) CEN Europees Normalisatie Comité. Daarop is één uit zondering: de zoge naamde „neutrale weg" (N274) die van Brunssum naar Koningsbosch over Duits grondgebied loopt. Deze weg wordt namelijk door de Rijkswaterstaat onderhouden. 5) „netwerk" is de lekenterm voor wat in wiskundig jargon een verbonden graph heet.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1998 | | pagina 34