Mini -serie Landinrichting (2b)
Het Kadaster als ondernemer
in de landinrichting
rural planning, policy, survey
landinrichting, beleid, overzicht
In de landinrichting treden grote veranderingen op. De
uitwerking van het beleid en de programmering van de
voorbereiding en uitvoering worden gedecentraliseerd
naar de provincie. Tegelijk wordt de Dienst Landelijk
Gebied (DLG) verzelfstandigd als zelfstandig bestuurs
orgaan. Daarnaast zijn op basis van de resultaten van de
herijking van het wettelijk instrumentarium voorstellen
gedaan om de landinrichtingsprocedures ingrijpend te
vereenvoudigen en te versnellen. In het kader van de
verzakelijking van de uitvoering hebben het Kadaster
en DLG met elkaar afgesproken dat het Kadaster met
ingang van dit jaar op basis van uitvoeringscontracten
zal werken. Het Kadaster wil als ondernemer adequaat
inspelen op deze ontwikkelingen.
Voorgeschiedenis van
de wetgeving
De Vereniging voor Kadaster en
Landmeetkunde heeft in het begin van
deze eeuw veelvuldig gepleit voor de
invoering van ruilverkaveling in ons
land. Zo werd studie gemaakt van de
in Pruisen reeds bestaande wetgeving
betreffende „Zusamntenlegung von
Grundstücken" waarover de land
meter C. W. Hoffmann een uitvoerige
verhandeling schreef. Deze verhande
ling werd in 1899 door het bestuur
van de vereniging toegezonden aan de
directeur-generaal van de Landbouw.
Dit rapport heeft wat de ruilverkave
lingstechniek betreft als basis gediend
voor de eerste proeve van een ruilver-
kavelingswet die werd opgesteld door
de commissie „Ontginning" van het
Nederlandsch Landbouw-Comité en
in 1908 werd gepubliceerd. In deze
commissie was verschil van mening
over de grondslag van ruilverkaveling.
De meerderheid was van mening dat
mr.J. W. J.
Besemer,
voorzitter
Raad van
Bestuur van het
Kadaster.
ruildwang niet zonder onteigening kon. De vertegenwoor
diger van het Kadaster was van mening dat ruildwang, mits
omgeven met voldoende rechtsbescherming, wel als nieuwe
rechtsfiguur kon worden ingevoerd, zonder dat de ont
eigening als veiligheidsklep daaraan behoeft te worden ver
bonden. Het wetsontwerp van deze commissie heeft het
parlement niet kunnen halen.
Pas in het begin van de jaren twintig werd door de minister
van Binnenlandse Zaken en Landbouw weer een commis
sie ingesteld om een ontwerp voor een ruilverkavelingswet
op te stellen. Deze commissie bestond uit drie ambtenaren
van het ministerie, waaraan onder andere een landmeter
van het Kadaster als deskundige was toegevoegd. Het wets
ontwerp kwam vlot tot stand en werd reeds in 1923 bij het
parlement ingediend. In het wetsontwerp was geen spoor
van onteigening te vinden.
In het ontwerp van de eerste Ruilverkavelingswet was aan
vankelijk de bepaling opgenomen dat de plaatselijke com
missie die belast is met de uitvoering der ruilverkaveling
wordt bijgestaan dbpr een deskundige, aan te wijzen door de
centrale commissie". Van de zijde van de toenmalige minis
ter van Binnenlandse Zaken en Landbouw werd in het
kader van de parlementaire behandeling van het wets
ontwerp met betrekking tot deze bepaling een wijzigings
voorstel ingediend, inhoudende dat het woord „deskun
dige" werd veranderd in „landmeter van het kadaster, aan te
wijzen door de centtale commissie, den Minister van Finan
ciën gehoord, en, zoo nodig, door andere deskundigen(het
Kadaster maakte in die tijd deel uit van het ministerie van
Financiën).
Ter toelichting op dit wijzigingsvoorstel werd het volgende
vermeld: „De gegevens, door de plaatselijke commissie be-
noodigd voor hare \werkzaamheden van landmeetkundigen
aard, zijn voor een belangrijk deel dezelfde, als die, welke de
landmeter van het kadaster zich voor de toepassing bij het
kadaster van de in artikel 73 genoemde acte van ruilverkave
ling zoude moeten iverschaffenTer vermijding van dubbel
GEODESIA
KEYWORDS
TREFWOORDEN
Ruilverkavelingswet 1924
157