Kadaster als opdracht
nemer
Of je wel moet spreken van het Kadas
ter als opdrachtnemer in de landin
richting, is afhankelijk van hoe je de
afweging maakt tussen het belang van
de wettelijke opdracht tot het uitvoe
ren van de landinrichtingstaak en het
belang van de bijzondere financiering
hiervan. Het Kadaster als publiekrech
telijke instantie voert in de landinrich
ting een taak uit, die is opgedragen uit
hoofde van de wet. Zo bezien hoeft er
geen sprake te zijn van een afzonder
lijke opdrachtgever in bedrijfsmatige
zin. In bestuurlijke zin zou je op grond
van de landinrichtingswet wellicht
moeten concluderen dat de landin
richtingscommissie de opdrachtgever
van het Kadaster is. De wet bepaalt
immers dat de ingenieur van het Ka
daster bijstand verleent aan deze com
missie. Het Kadaster als zelfstandige
publiekrechtelijke organisatie wil ech
ter het belang van de financiering van
de uitvoering van zijn landinrichtings
taak en het bedrijfsmatige karakter
daarvan benadrukken. Daarom be
schouwt het Kadaster de instantie die
hem betaalt voor de uitvoering van
zijn landinrichtingstaak, in de eerste
plaats als zijn opdrachtgever.
Tot nu toe wordt het Kadaster betaald
door het ministerie van LNV en treedt
namens dit ministerie de Dienst Lan
delijk Gebied (DLG) als opdrachtge
ver op. In het kader van de decentrali
satie krijgen de provincies de beschik
king over het landinrichtingsbudget,
waarvan het budget voor de werk
zaamheden van het Kadaster deel uit
maakt. Zoals eerder vermeld, wordt
ten aanzien van de financiering en de
De landin
richtingscommissie
als uitvoerder van
het provinciaal
beleid verzorgt de
inspraak.
programmering vah de landinrichting vooruitgelopen op
het van kracht worden van de decentralisatiewetgeving. In
dit verband zijn voor het Kadaster de provincies nu reeds te
beschouwen als zijn opdrachtgevers. Dit geldt ook voor
DLG die de provihcies als zijn opdrachtgevers ziet. Het
Kadaster begrijpt echter heel goed dat het in dit stadium
voor de provincies nog niet zo eenvoudig is om de taak van
het Kadaster aan tp sturen en dat zij dit vooralsnog liever
overlaten aan de deskundige DLG. Ook in het algemeen is
het voor de provindie natuurlijk gemakkelijker om met één
partij zaken te hoeven doen dan met twee partijen.
Het zou echter beter kunnen werken indien de provincie
zich meer bewust yzas van haar rol als financier van het
Kadaster en uit dien hoofde de planning en budgettering
van de werkzaamheden in een driehoeksoverleg provincie-
DLG-Kadaster zou iplaatsvinden. Dan kan de provincie uit
de eerste hand vernemen welke bottlenecks er zijn te ver
wachten en welke mogelijke oplossingen daarvoor zijn te
vinden. Dit geldt in nog sterkere mate indien, zoals hier
boven is aanbevolen, eerst het totale landinrichtingsbudget
over de provincies wordt verdeeld en daarna per provincie
wordt bekeken hopveel nodig is voor de werkzaamheden
van het Kadaster en voor de andere uitvoeringszaken. De
recente ervaringen met de verdeling van het veel te krappe
budget voor de werkzaamheden van het Kadaster over de
provincies, dat niet in het hierboven genoemde driehoeks
overleg is geschied, tlonen dit aan. Omdat het Kadaster daar
niet rechtstreeks bij betrokken is geweest, is een aantal pro
vincies zich nog onvoldoende bewust van de problematiek
en heeft geen zinvolle gedachtenwisseling over de oplossing
daarvan kunnen plaatsvinden.
Kadaster als ondernemer in de
landinrichting
Het Kadaster besteedt al geruime tijd veel aandacht aan het
verlagen van de kosten van zijn landinrichtingswerkzaam
heden. In het kader van de verzelfstandiging van het Kadas
ter heeft dit een extra impuls gekregen. Het Kadaster doet
dit langs twee sporen. Het spoor van de techniek en het
spoor van de bedrijfsvoering
Langs het spoor van de techniek vindt een voortdurende
modernisering plaats, waarbij de automatisering een be
langrijke rol speelt. De vastgoedinformatie alsmede het
toedelingsproces zijp inmiddels vergaand geautomatiseerd.
Daarnaast wordt voor de kartografische werkzaamheden
meer en meer gebruik gemaakt van de Grootschalige Basis-
kaart van Nederland (GBKN).
Langs het spoor van de bedrijfsvoering zijn voor een gede
tailleerd stelsel van standaard-activiteiten productienormen
opgesteld. De vestigingen van het Kadaster, die als resul-
t aa t ve ran two o rd el i j ke eenheden worden aangestuurd, heb
ben een zekere vrijheid in de wijze van werken, hetgeen ook
een zekere vrijheid in de hantering van de normen met zich
meebrengt. Maar toegepast op een standaard-project, moe
ten de vestigingsnorjmen tenminste hetzelfde resultaat op
leveren als wanneer cjaarop de centrale normen worden toe-
GEODESIA
1998-4
161