NEDERLANDSE VEREN
Ruime belangstelling
Eind januari heeft de NVG een
enquête gehouden onder haar leden
om de belangstelling te peilen voor de
speerpunten van het NVG-beleids-
plan. Uit de enquête is onder andere
naar voren gekomen dat er ruime be
langstelling bestaat deel te nemen aan
werkgroepen op gebieden waar de
verschillende FIG-commissies actief
zijn. Deze belangstelling heeft ertoe
geleid dat de NVG in samenwerking
met de WL in april een bijeenkomst
heeft georganiseerd op de subfacul
teit der Geodesie. Hierbij is gekeken
in hoeverre de resultaten van de en
quête vertaald kunnen worden naar
de vorming van concrete werkgroe
pen. Inmiddels zijn tien werkgroepen
actief, waarvan u in de toekomst nog
het nodige zult horen. In de rest van
dit artikel wordt ingegaan op de re
sultaten van de NVG-enquête.
De enquête bestond uit vier onder
delen. Bij het eerste onderdeel konden
algemene gegevens met betrekking tot
bijvoorbeeld werkkring, functie en
jaar van afstuderen worden ingevuld.
Het tweede onderdeel was voorname
lijk bedoeld om te peilen in hoeverre
concreet interesse bestaat actief deel te
nemen aan werkgroepen en studie
middagen. Het derde onderdeel ging
in op Continuing Professional Develop
ment (CPD) oftewel permanente bij
scholing in welke vorm dan ook.
Tevens kon bij dit onderdeel worden
aangegeven of een register over deel
name aan CPD zinvol wordt geacht.
Tot slot is bij het laatste onderdeel een
inventarisatie gemaakt van problemen
die men ondervindt danwel heeft on
dervonden bij overgang van studie
naar werk.
In totaal zijn ongeveer 500 enquêtes
verstuurd. Hiervan zijn er 115 inge
vuld en teruggestuurd (een aardige
respons). Bekijken we de werkkring en
het jaar van afstuderen van de geën
quêteerden die gereageerd hebben,
dan zien we een redelijke spreiding.
hm®
Fig. 1.
In fig. 1 is te zien dat er evenwicht
bestaat tussen de geodeten die vóór
1982, tussen 1987 en 1992, en na
1992 zijn afgestudeerd. De respons
was het kleinst bij de geodeten die zijn
afgestudeerd tussen 1982 en 1987.
IWMSSÈÊm
MS81
Fig. 2.
Wat betreft werkkring (fig. 2) valt op
dat de respons vanuit de overheid
nagenoeg gelijk is aan die vanuit het
bedrijfsleven. Procentueel gezien was
de respons vanuit het onderwijs het
kleinst. Maar hierin zijn ook de minste
geodeten werkzaam. Een aandeel van
14% valt dus allesbehalve tegen. Ruim
46% van de ondervraagden gaf te ken
nen een leidinggevende functie te heb
ben.
Van de geodeten die de enquête heb
ben teruggestuurd, gaf 70% aan actief
te willen zijn in een werkgroep. De
belangstelling is het grootst voor werk
groep C: Geografische Informatie Sys
temen. In totaal hebben zich voor deze
werkgroep 23 geodeten opgegeven.
Daarnaast gaf het merendeel van de
geodeten aan dat men op de hoogte
wil worden gehouden middels rappor
tages van alle werkgroepen. In fig. 3 is
het aantal geodeten dat actief wenst te
zijn, deel wil nemen aan een studie
middag of op de hoogte gehouden wil
worden, uitgezet per werkgroep.
Hierin zijn de volgende werkgroepen
onderscheiden:
A Professionele standaarden, normen
en waarden
B Professionele ontwikkeling en onder
wijs tijdens en na de opleidingen
C Geografische Informatie Systemen
D Hydrografie
E Plaatsbepaling, ingenieursmetingen
en instrumentarium
F Herinrichting van grootstedelijke ge
bieden
G Waardebepaling en management
van vastgoed
H Mathematische geodesie, kwaliteits
beschrijving en controle van geodeti
sche projecten
I Landinrichting
J Onroerend-goedrecht
K Marketing van de geodesie
L Management van de geodesie
Uit fig. 3 blijkt duidelijk de ruime be
langstelling voor werkgroep C: Geo
grafische Informatie Systemen. Daar
naast hebben meer dan tien geodeten
behoefte aan een werkgroep op het ge
bied van plaatsbepaling, ingenieurs
metingen en instrumentarium. Opval
lend is ook dat er interesse bestaat voor
een studiemiddag op het gebied van
marketing en management van de
geodesie.
Binnen de internationale geodetische
wereld en binnen de ingenieurswereld
in het algemeen wordt bepleit om ook
236
1998-5
GEODESIA
Redelijke respons
V
sill®
Grote belangstelling GIS
Interesse CPD