Napier, rekenlineaal, tel- en de verrne-
nigvuldigmachine) en de landmeet-
kundeboeken. Vooral aan deze boeken
wordt ruimschoots aandacht besteed,
zoals de boeken van Serns en Dou, van
Morgenster en van Van Nispen (fxg.
4). Het volgende gedeelte gaat over
geografische coördinaten en graad
metingen, met onder meer aandacht
voor het driehoeksnet van Snellius.
Het derde gedeelte gaat over instru
menten en instrumentmakers, zoals de
Hollandse Cirkel, het door Snellius
Fig. 4.
Titel-illustratie
van het boek van
M. van Nispen.
gebruikte kwadrant, meetwiel, winkel-
kruis of meetkruis, halve cirkel of gra-
fometer, landmetersastrolabium, gra
fisch meetinstrument van Benjamin
Ayres, meettafel of planchet, flesjes-
waterpas en automatische waterpasin
strumenten van Huygens en Meester.
Deel 8. Landmeetkundig
werk buiten Nederland
1600-1800
In dit deel gaat de schrijver in op het
werk van de landmeters in die periode
in Europa, eerst in de grensstreken en
daarna verder weg, namelijk in Duits
land en in Scandinavië. Het derde
hoofdstuk gaat over het werk voor
de Verenigde Oostindische Compag
nie in onder andere Kaapstad en de
Kaapkolonie, Ceylon en Batavia. Het
vierde hoofdstuk behandelt de „Ge-
octroyeerde Westindische Compag
nie" en bestaat uit paragrafen over Nieuw-Nederland en
Nieuw-Amsterdam j(New York), Nieuw-Holland (Brazi
lië), de WIC in West-Afrika, de „Wilde Kust", Suriname
en Guyana, Surinaamse lengte- en oppervlaktematen, en
als laatste paragraaf de eerste wetenschappelijke breedte
graadsbepaling in Shriname.
Deel 9. De Franse tijd
Dit deel start met een algemeen overzicht van de politieke
situatie in die tijd in ons land. Daarna worden het drie
hoeksnet en de kaart van Krayenhoff besproken. Het drie
hoeksnet is gemeten in de periode van 1801-1811. De
resultaten hiervan Werden gepubliceerd in 1815. Dit is de
eerste, volledige driehoeksmeting van ons land, en deze is
niet alleen gebruikt voor de kaart van Krayenhoff zelf, maar
ook voor de latere)Topografische en Militaire Kaart van
Nederland, de Algemene Rivierkaart en andere metingen.
Vervolgens komt cje oprichting van het Kadaster aan de
orde. Eerst gaat Pojils in op het zogenaamde „Hollandse"
Kadaster, waarmee in 1806 werd begonnen, maar in 1811
werd gestopt. In 1811 werden nieuwe voorschriften gepu
bliceerd, waarbij wjerd voorgeschreven dat moest worden
gemeten in het nieuwe decimale stelsel, met de meter als
maateenheid. Per gemeente werd een plaatselijk driehoeks-
net gemeten, dat fle grondslag vormde voor de detail
meting. Het werki was klaar in 1832, zodat het in het
gehele land met uitzondering van Limburg kon worden
ingevoerd. In Limburg werd het kadaster in 1842 alsnog
ingevoerd. Het ontstaan van de Rijkswaterstaat is ge
markeerd in 1798j het jaar waarin een nationale water
staatszorg tot stand kwam over de belangrijke waterstaats
werken in en lang^ de zeegaten en de grote rivieren. Het
Rijk kreeg het toezicht op de lagere organen. Het deel
wordt vervolgd met een paragraaf over de verspreiding van
het Amsterdams Peil, een verhaal over de invoering van het
metrieke systeem ep een overzicht over „de positie van de
landmeter in een overgangstijd". Het deel wordt afgesloten
met een paragraaf over landmeetkundige instrumenten en
instrumentmakers.
Elk deel wordt afgesloten door een uitgebreide lijst noten,
die weer toegang geven tot vele archiefstukken en verdere
literatuur, zodat geïnteresseerde lezers zich verder in de stof
kunnen verdiepen. Voor de geïnteresseerden in de geschie
denis van ons vak 'een uitgave die niet in hun boekenkast
mag ontbreken!
Het boek kwam tot stand dankzij financiële steun van:
Kadaster, Apeldoorn;
De Nederlandse Commissie voor Geodesie, Delft;
De Stichting Dr. Hendrik Muller's Vaderlandsch
Fonds, 's-Gravënhage;
Fugro-Inpark t>v, Leidschendam;
Ingenieursbureau Oranjewoud bv, Heerenveen.
343
GEO DES IA
1998-7/8
DE BEKN OFTE LANTMEETK ON ST.
tot "Dordrecht i
Hy -Vatthtiis' J'.itt Ciïi/pm - j