gen van geodetische metingen. Het was echter weinig ge richt op dit werkveld. Pas in Wageningen vermoedde ik dat we hier te maken hadden met een proces dat veel tijd in beslag zou nemen. Het GIS-veld stond in die tijd nog in de kinderschoenen en zeker de theorie van het ruimtelijk modelleren was nog niet in een vergevorderd stadium. Zo als in het boek wordt uitgelegd, is de meerschaligheidsbe- nadering pas kort geleden op gang gekomen en daarmee wordt ook nu pas duidelijk op welke manier we deze zaken moeten gaan aanpakken. Op het ITC werken we met een mooi team dat de kennis in huis heeft om een en ander methodisch te kunnen ontwikkelen. De universiteit van Wageningen had ook een hoog niveau, maar richtte zich niet zozeer op de systeemkant. Ik werk nu temidden van een ander soort team en dat maakt het werk hier voor mij zeer boeiend". De ontwikkeling van nieuwe technieken om informatie uit beelden te extraheren, moet worden ondersteund door modellen van terreinbeschrijvingen. Dit impliceert dat ruimtelijke modellering en de ontwikkeling van beeldinter pretatie-methoden hand in hand gaan. Hierbij begint het onderscheid tussen remote sensing en fotogrammetrie te verdwijnen. Dit leidt ertoe dat de geo-informaticus in karteringsprocessen meer en meer optreedt als facilitator van geo-informatie productieprocessen dan als informatie producent. Hij moet samenwerken met deskundigen uit de verschillende disciplines. Daarbij levert de geo-informati cus kennis over de technologie van het productieproces, terwijl de andere experts kennis hebben over de gewenste terreinbeschrijvingen. Intensievere samenwerking „Ik heb de geometrist en de geo-informaticus ooit eens aangeduid met 'voordeurdelers die beter een LAT-relatie konden aangaan'. Daarmee doelde ik op de tweedeling die binnen het werkveld van de geodesie bestaat. Aan de ene kant bevinden zich de meettechnieken, terwijl er aan de andere kant veel nadruk ligt op informatievoorziening. Hoewel deze twee in één vakgebied verenigd zijn, is er van samenhang weinig sprake. Op het ITC leggen we vooral de nadruk op informatievoorziening en ik denk dat we er goed aan zouden doen in de toekomst nauwer met de Delftse en Wageningse universiteiten samen te werken. Er bestaat al sinds het begin van de jaren tachtig een School for Cadastrial Studies waarbij de TU Delft en het ITC sa menwerken. Dat is echter meer een papieren brug dan dat er echt iets ge beurt", meent Molenaar. „De samenwerking met de Land bouwuniversiteit Wageningen, die aan het eind van de jaren tachtig werd vormgegeven, verloopt beter. De cur sus heet officieel Gis for rural appli cations en duurt achttien maanden, waarvan de studenten de eerste helft in Enschede volgen en het tweede gedeel- ITC Het International Training Centre for Aerial Survey (ITC) in Enschede werd in 1950 gesticht door dr. ir. W. Schermer- horn, die eerder de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat had opgericht. Het groeide in de jaren zestig uit tot een inter universitair instituut en kreeg de nieuwe naam Inter national Institute for Aerospace Survey and Earth Scien ces. Het programma bestaat inmiddels uit meer dan veertig gespecialiseerde cursussen die met name bedoeld zijn voor professionals en wetenschappers uit ontwikke lingslanden. Doelstelling van het ITC is steun te verle nen bij het managen en het ontwikkelen van beleid ten aanzien van natuurlijke hulpbronnen. Door middel van een probleemgerichte toepassing van geo-informatie- technologie poogt het professionals te stimuleren door middel van onderwijs, onderzoek en consultancy. Het instituut werkt nauw samen met een vijftal zusterinstitu- ten in India, Colombia, Nigeria, Indonesië en China. Sinds 1996 is het ITC gehuisvest in het organisch vorm gegeven gebouw van de hand van Alberts Van Huut aan de Hengelosestraat te Enschede. te in Wageningen. Het eerste deel be slaat het terrein van de data-acquisitie en de laatste helft behandelt onder werpen als erosiebestrijding en landge bruiksplanning. Ik verwacht ook veel van een mogelijke samenwerking met Delft. Het doel daarvan zou in eerste instantie zijn het gezamelijk naar bui ten treden en ons gezamelijk bezig houden met advieswerk voor de inter nationale markt. In de tweede plaats biedt dat ons de mogelijkheid studen ten op de hoogte te houden van alle kennis die in ons land op dit gebied aanwezig is", laat Molenaar weten. „Ik ben voorstander van een inniger band, want we hebben elkaar veel te bieden. Integratie zou volgens mij goed zijn voor geodetisch Nederland". Conceptuele achtergrond „Ik wil de verdere analyse van data- acquisitie-processen en de ontwikke ling van een kwaliteitstheorie voor geo-informatie op het ITC gaan aan pakken. Het bijzondere is dat Baarda deze weg al een tijd geleden wilde in slaan. Het vakgebied was daar toen echter nog niet rijp voor. Ik wil nu proberen het probleem opnieuw aan te pakken. Waar ik me zorgen om maak, is dat het uitstekende model dat Baarda van kwaliteitsanalyse had ont- 346 199 8-7/8 GEODESIA

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1998 | | pagina 40