nc( Studiedag „Terreinmodel Vastgoed" VERSLAG Onder auspiciën van de Nederlandse Commissie voor Geodesie, subcom missie Geo-Informatie Modellen, werd op 8 mei 1998 aandacht besteed aan het „Terreinmodel Vastgoed" (TMV), voor sommigen wellicht beter bekend onder de naam NEN3610. Met zes presentaties en vijfentwintig deelne mers was er voldoende ruimte voor stevige discussies. Een nadrukkelijke voorkennis van de NEN-norm werd wel verondersteld, omdat geen enkele presentatie hier verder op inging. De studiedag startte al met een discus sie doordat voorzitter M. Molenaar (ITC) de potentie van het TMV als volgt aan de orde stelde: bevorderen van de communicatie tussen beleidsniveaus van (verschil lende) organisaties; ondersteuning bieden bij het verder preciseren van terreinbeschrijvin- Marc van de Ven, redacteur. gen; bevorderen van het structureren en het gebruik van geo-informatie. Hij concludeerde dat er in de afgelo pen jaren weinig praktische ervaring met het TMV is opgedaan en dat daarom de vraag bovenkwam of het TMV wel enige toegevoegde waarde heeft voor gebruikers, ondanks de norm-status. A. Bregt (Staring Centrum DLO) mocht als eerste de spits afbijten met het onderwerp Relatie NCGI en het TMV". Het doel van het NCGI (Na tionaal Clearinghouse Geo-Informa- tie) en het TMV ligt in eikaars ver lengde omdat het TMV over de infor matie zelf gaat en het NCGI de uitwis seling (het proces) faciliteert. Als iede re organisatie de objectbeschrijvingen zou structureren conform het TMV, dan biedt het NCGI middels de ge normeerde meta-data standaard een uitstekend handvat voor transport en overdracht van informatie. Het NCGI bemoeit zich echter niet met de in houd en legt organisaties ook geen methodiek op! Op dit moment is er een zekere organisatorische drempel om via het NCGI geo-informatie te leveren (lees: beschikbaar te stellen). Ook blijkt de inhoudelijke data-de- - finitie vaak nog te gebrekkig. Bregt constateerde een zekere analogie tussen het)eerdere SAG-project, waarbij diverse aardkundige institufen de onderlinge geo-informatie-uit- wisseling, -ontsluitirjg en -afstemming gezamenlijk hebben opgepakt. De conclbsie in dit project was dat slechts 5% van de data niet op: elkaar bleek af te stemmen (bedrijfs- specifiek). Ruim 90% van de data was uniek, sterk identifi cerend en werd in onveranderde vorm en definitie toegepast. Het restant-percentage data bleek niet oplosbaar. De op lossing van data-gebfuik ligt volgens het SAG vooral in het behouden van de verantwoordelijkheid voor data door de bronleverancier. Bregts uiteindelijke conclusies omtrent de relatie NCGI en TMV zijn: het TMV stimuleert de discussie over inhoudelijke aspec ten van data; de kijk op de werqld volgens het TMV is te „statisch"; het model veronderstelt vooraf bekendheid over alle objecten, hetgeen niet altijd haalbaar is; organisaties zien rjog geen duidelijke meerwaarde om be- drijfsspecifieke terreinbeschrijvingen om te zetten naar het TMV. Bregt ziet graag een verdere groei van branche-standaarden en het uitwerken v^n data-definities en -verantwoordelijk- heden bij de brontjouder. Op het vlak van identificaties dient wel een verdere uitwerking plaats te vinden. C. van Oogen (Ravi) benadrukte in zijn presentatie de ,,Rol van het TMV". Na| een uitvoerig betoog over de historie van de Ravi, waarbij het bevorderen van communicatie in het geo-veld vooropstaat, kwam het TMV aan bod. Vanaf 1993 ziet de Ravi het TMV als een onderdeel van de Nationale Geo-Informatie Infrastructuur (NGII), waarbij het „bron-denken" nadrukkelijk wordt bevorderd. Jammer was dat Van Oogen niet inging op de feitelijke problemen en achtergronden }vaaruit het TMV als oplossing naar voren is gekomen. Het is duidelijk dat niemand is geïnte resseerd in het detaijniveau van een organisatie. Om tot uit wisseling te komen,moeten op een hoger aggregatieniveau data worden beschreven en ontsloten. Alleen op dit niveau heeft het zin standaarden (branche of algemeen) te defi niëren. Van Oogen concludeerde dat het TMV structuur geeft aan verdere standaardisatie en dat het aansluit bij het objectgericht denken. Omdat gegevens altijd in toepassin gen tot stand komeh, is er behoefte aan nadere afstemming voor het ontwikkelén van applicaties. De presentatie ov^r de „Rol van het Informatie Model Ruimtelijke Ordeningen het TMV"van R. Jekel werd over genomen door C. van Oogen. Dat de ruimtelijke ordening typisch een beleidsveld is, waar veel en complexe informatie wordt uitgewisseld, behoeft geen toelichting. In navolging van eerdere pogingen om object- en productbeschrijvingen op elkaar af te stenjmen en te standaardiseren (via BOCO en CODEs), is de ^fgelopen twee jaar veel tijd besteed aan onderzoek om het "fMV in te zetten. In het IMRO-project is gepoogd de veelheid aan objectbeschrijvingen te vertalen 349 GEODESLA.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1998 | | pagina 43