naar het TMV. Daartoe zijn aanvullingen voor het TMV
gedefinieerd en zijn praktijktesten uitgevoerd. Toepassing
van het IMRO-TMV zal sterk afhankelijk zijn van de
acceptatie van de branche zelf en met name de ingenieurs
bureaus (ongeveer 70% van alle RO-activiteiten worden
door hen, in opdracht van de overheid, uitgevoerd). De
conclusie is dat nog veel werk moet worden verzet als het
gaat om de acceptatie van het IMRO en dat een dergelijke
hranche-standaard ook dient te worden aangepast en
beheerd. Hier liggen nog enige open vragen! Ook pleitte
Jekel voor verder afstemming van applicaties waarbij helaas
niet duidelijk werd wat hij hiermee bedoelde. De aanslui
tende discussie concentreerde zich op de vraag in hoeverre
standaardisatie noodzakelijk is om informatie-uitwisseling
mogelijk te maken.
Na de middagpauze, waarin de toekomstige nieuwe plaats
van de Topografische Dienst ruim aandacht kreeg, mocht
Th. Thewessen (Geodan) nieuwe inspiratie geven voor de
middagdiscussie. Hij belichtte de NGII vanuit gebruikers-
perspectiefzn onderbouwde dat met de stelling „GIS is
algemeen goed". Nu het algemeen goed is geworden, zijn het
niet alleen standaarden die van belang zijn in de discussie
over een infrastructuur. Volgens Thewessen is er, mede
door het groeiend GIS-gebruik en de IT-ontwikkelingen,
een volledig nieuwe situatie ontstaan. Volgens hem is het
tijd voor een herbezinning op de (nationale) geo-informa-
tie infrastructuur die nu zo'n zes jaar oud is. Met dezelfde
problemen van toen zouden nu andere beslissingen worden
genomen. In feite wil de gebruiker (zonder dit expliciet te
formuleren) inter-operabiliteit, zowel technisch als in
houdelijk. De technische ontwikkeling wordt momenteel
sterk vormgegeven door de IT-industrie. De inhoudelijke
inter-operabiliteit betreft voornamelijk de integratie van
gegevens (misschien is dit een onderwerp voor een vol
gende studiedag!). Op dit punt komt de bronhouder ofwel
de verantwoordelijke dataleverancier in beeld. Volgens
Thewessen zijn generieke objectclassificaties voor eind
gebruikers een utopie en het is ook niet nodig om ernaar te
streven. Een juiste toepassing van meta-informatie biedt de
sleutel voor de huidige data-conversie en -aggregatieproble-
men. Bovenop de geo-data zou een laag moeten worden
aangebracht, waarin gebruikersprofielen (doelgroepclassi
ficaties) worden gedefinieerd. Vervolgens kan de meta-
informatie een brug slaan tussen de geo-data enerzijds en
toepassingen anderzijds. Thewessen sloot af met de volgen
de „stellingen" voor de discussie:
accepteer en gebruik technologie om vooruit te komen;
probeer niet te veel te regelen/organiseren;
ontwikkel open standaarden, passend in de technische
inter-operabiliteit ten aanzien van geo-data opslag, meta
data en functionaliteiten;
zoek naar een leidende rol van de particuliere markt.
Dat daarbij sprake is van een „IT-push" is niet erg, als
„pull"" van de vraagzijde het gevolg is.
De bijdrage van H. Uitermark (Kadaster) was sterk in
houdelijk en richtte zich op de toepassing van het TMV
bij nmtatie-propagatie". Bij mutatiepropagatie gaat het
over het hergebruik van mutaties uit de GBKN in het
350
TOPlOvector-bestand. Een moeilijke
kwestie waarbij zowel de zin van mu
tatiepropagatie als de toepassing van
het TMV ter discussie kwam te staan.
Uitermark toonde twee verschillende
vormen van mutatiepropagatie: hand
matig en automatisch corresponden
ties zoeken (zowel met behulp van het
TMV als met behulp van de geometrie
van objecten). Toepassen van het
TMV bij het zoeken naar correspon
denties impliceert een „ontologie-be-
nadering". Ontologie wordt gedefi
nieerd door:
een verzameling concepten/contex
ten;
ondubbelzinnige definities;
limitatief (wat niet is gedefinieerd
valt er buiten!);
er is sprake van een duidelijke struc
tuur.
Ontologie vertoont een overlap met
de TMV-benadering omdat het TMV
deze eigenschappen ook kent. Dat de
toepassing van het TMV in mutatie
propagatie (nog) niet succesvol is,
heeft vooral te maken met gebrekkige
objectdefinities (verkenningsregels) en
beperkingen in de structuur. Volgens
Uitermark kan het probleem van
mutatiepropagatie uit GBKN naar
TOPlOvector worden opgelost door
de introductie van aggregatierelaties
en door dubbelzinnigheid in definities
weg te halen. Uit de aansluitende dis
cussie kwam de vraag naar voren of het
gebruik van TMV in dit soort toe
passingen wel terecht is en in hoeverre
het streven naar ondubbelzinnige de
finities haalbaar is.
De presentaties werden afgesloten met
een bijdrage van F. Tuinman (Pro
fessional Geo-systems). Hij stelde dat
Internet geo-query protocollen ca
talogus TMV Inter-operabiliteit" en
dat door gebrekkige query-protocollen
en manco's in het TMV de zo drin
gend gewenste inter-operabiliteit (nog)
geen realiteit is. Waar het om draait bij
de gebruiker is „integrale toegang tot
alle geo-data in een specifiek gebied".
De eerste oplossing hiertoe veronder
stelt het daadwerkelijk overhalen en
op locatie van de gebruiker bijeen
brengen. De tweede oplossing veron
derstelt inter-operabiliteit waarbij de
data bij de bronhouder blijft. Voor
raadpleegtoepassingen lijkt deze op
lossing inmiddels haalbaar; pilots als
1998-7/8
GEODESIA
Professional
-èJJirl iJ aj