a. in hoeverre is de wet toegesneden op de huidige land inrichtingsactiviteiten; b. welke taken en bevoegdheden ten aanzien van landin richting moeten door het Rijk worden uitgevoerd en welke taken en bevoegdheden kunnen worden gedecen traliseerd naar de provincies; c. welke reparatie-wetgeving is nodig. Hoewel de beantwoording van deze vragen in de vorm van een officiële evaluatie Landinrichtingswet nooit heeft plaatsgevonden, heeft de problematiek van vraag a. uiter aard een rol gespeeld bij het voorbereiden van de nota „Landinrichting in de jaren negentig" en bij de herijking, terwijl die van vraag b. een belangrijke rol heeft gespeeld bij de voorbereiding van het decentralisatie-accoord. Toch had een officiële evaluatie mijns inziens zeker nut kunnen heb ben. Die had meer duidelijkheid kunnen brengen over hoe het nu precies is gesteld met bepaalde zaken in de uitvoe ringspraktijk waarover nu wel velen (ikzelf incluis) een mening hebben, maar waarbij niet altijd duidelijk is waar op die nu precies is gebaseerd. Ook bestaan de voorstellen voor een deel uit ideeën voor werkwijzen die (deels) onder de huidige wet ook al kunnen worden toegepast. Zonder evaluatie is het onduidelijk of het niet gebruiken daarvan samenhangt met onbekendheid of met goed overdachte inhoudelijke argumenten. Bij het aantreden van het eerste paarse kabinet in 1994, kondigde de Minister van LNV aan met een prioriteiten nota te komen. De nota "Dynamiek en vernieuwing" [2] verscheen in 1995 en bevatte ook enige passages over land inrichting (zie kader). Op basis daarvan is toen de herijking gestart. Herijkingsproces Na het verschijnen van de nota „Dynamiek en vernieu wing" werd voortvarend gestart met de eerste fase van de herijking door een kernteam bestaande uit vertegenwoor digers van een provincie, van de (tegenwoordige) Dienst Landelijk Gebied (DLG) en van het Ministerie van LNV. Die eerste fase betrof de voorbereiding van de herijking. Begonnen werd met een inventarisatie en analyse van meningen en oplossingsrichtingen in onderzoek en litera tuur. Hiertoe werden publicaties bestudeerd en een groot aantal personen geïnterviewd [3]De vervolgaanpak werd gebaseerd op deze „signalen uit het veld". Het rapport met de resultaten van de eerste fase [4] werd in 1996 door de Minister van LNV naar de Tweede Kamer gestuurd [5]. In dezelfde periode werd ook door andere maatschappelijke groeperingen aandacht besteed aan de toekomst van de landinrichting, onder andere [6] [7]. Het bleek dat de aangegeven doelen van de herijking (ver breding, flexibilisering van landinrichtingsvormen en be korting van de procedure) breed werden ondersteund. Het vervolg van de herijking zou via zeven deelprojecten wor den aangepakt: verbreding van het toepassingsbereik richting onder an dere stadsrandzones, milieu en integraal waterbeheer; vereenvoudiging, versnelling en af stemming van procedures Landin richtingswet; vereenvoudiging van het herverka velingssysteem; vereenvoudiging en versnelling van de grondverwerving; flexibilisering door een procesmati ge aanpak; landinrichtingscommissies (rol en positie); versterking van het imago en ver betering van de communicatie bij landinrichting [8]. Voor de uitwerking van ieder deelpro ject waren breed samengestelde pro jectgroepen verantwoordelijk. Hoewel er in 1996 en begin 1997 duidelijk voortvarend aan de herijking werd ge werkt [9] [10], bleef het rapport over de tweede fase geruime tijd uit. Deze vertraging kan worden geweten aan de inzet op het ministerie die nodig was om de crisis in de varkenssector het hoofd te bieden. Naast het voorbe reiden van de Wet Herstructurering Varkenshouderij (Wet van 9 april 1998, Stb. 236) heeft men ook ge werkt aan een wetsvoorstel voor een speciale reconstructiewet voor concen tratiegebieden van varkenshouderijen, dat waarschijnlijk binnenkort bij de Tweede Kamer zal worden ingediend. Het Rapport Herijking landinrichting tweede fase werd begin 1998 naar de Tweede Kamer gezonden [11]. In de begeleidende brief benadrukt de Minister van LNV nog eens dat met het herijkte instrumentarium, landin- De ruilverkaveling en later de landinrichting hebben ge leid tot grote structuurveranderingen op het platteland. Landinrichting is bij uitstek het instrument dat grond- mobiliteit bevordert en daarmee functieveranderingen mogelijk maakt. Zo wordt landinrichting steeds vaker ingezet als instrument om natuur- en landschapsdoel einden te realiseren. Ook gebiedsgericht beleid en mi lieu- en waterbeleid worden steeds belangrijker terreinen voor de landinrichting. Landinrichtingprojecten duren nog steeds lang, ge middeld 23 jaar. Dit staat op gespannen voet met de in de groene ruimte gewenste dynamiek. Aanpassingen op het terrein van de landinrichting zijn dan ook nodig. De mogelijkheden hiertoe zullen in nauwe samenspraak met provincies worden bezien. 438 1998-10 GEODESIA Nota „Dynamiek en vernieuwing", 1995, p. 25

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1998 | | pagina 16