derhoud blijven plaatsvinden middels een apart GS-besluit. Het tijdelijke ge bruik zal niet meer via een plan, maar via individuele besluiten van de land inrichtingscommissie (LC) worden geregeld. Wat betreft de afstemming met de ruimtelijke ordening geldt als beginsel dat het provinciaal ruimtelijk beleid (veelal een streekplan) en het nationaal ruimtelijk beleid (in de vorm van een PKB) bepalend zijn voor de land inrichting. Voor een snelle planuitvoe ring is het belangrijk dat er planolo gische duidelijkheid is. Vertaling van het nationaal beleid in streekplannen en bestemmingsplannen is richting gevend voor de inzet van landinrich ting. Om draagvlak te krijgen voor een vlotte besluitvorming is het belangrijk gemeenten en waterschappen vroegtij dig te betrekken bij de landinrichting. Wanneer de gemeente desgevraagd niet snel aangeeft tot planologische medewerking bereid te zijn, kunnen GS aanwijzingen geven. Uiteindelijk kunnen GS zelf overgaan tot aanpas sing van het bestemmingsplan en het verlenen van allerlei vergunningen. Op basis van het idee van coördinatie van besluitvorming wordt ernaar ge streefd niet opnieuw afwegingen te maken aangaande onderwerpen waar over al een besluit is genomen. De m.e.r.-plicht wordt gekoppeld aan functiewijziging. Niet langer zal vrij wel automatisch voor ieder landin richtingsproject de procedure van de m.e.r. worden doorlopen. Het is aan de provincie om te bepalen op welk moment en in welke planvorm de Welke kant gaat bet op met de landinrichting strategische keuzes aangaande functiewijziging onderwerp van besluitvorming zijn; die planvorm is dan m.e.r.- plichtig. Dit zou bijvporbeeld het streekplan of het landin richtingsplan kunnerj zijn. Bij de herverkaveling wordt vooral geprobeerd tot ver snelling te komen, l'ijdens de uitwerking hiervan hebben vergaande ideeën de |ronde gedaan, maar het eindresultaat lijkt goed afgewogenjen werkbaar. Op dit moment kent de herverkavelingsprocedure een viertal duidelijk te onder scheiden deelproducten. Het gaat om: lijst van rechthebbenden; register van schattihgsuitkomsten; plan van toedeling; lijst der geldelijke fegelingen. Voorgesteld wordt om deze niet meer in onafhankelijke stappen tot stand te laten komen. Ze zullen worden ge combineerd in het ruilplan, waartegen dan één keer de bekende rechtsbeschermingsstappen bij de Landinrich tingscommissie (LC), de Rechter-Commissaris en de Rechtbank (en vermoedelijk deels bij de Hoge Raad) open staan. De voorbereiding van de toedeling zal worden geba seerd op bestaande gegevens in de openbare registers van het Kadaster en op een recente bodem(geschiktheids)kaart, aangevuld met de officiële procedure voor pachtregistratie (daarvoor is geen altjernatief van voldoende kwaliteit voor handen). Omdat op deze wijze het plan van toedeling in houdelijk al bekendj is als de formele rechten worden vast gesteld, kan men zich daarbij beperken tot de gronden die daadwerkelijk worden geruild. In veel gevallen wordt in de praktijk zo'n 60% vjm de gronden niet geruild; die kunnen dus buiten de procédures worden gehouden. Hoe dit pre cies zal uitwerken bij kleine uitbreidingen van al bestaande percelen, is nog niqt duidelijk. Door gebruik van de bo- dem(geschiktheids)kaart kan de eerste schatting vervallen, terwijl de tweede schatting wordt vereenvoudigd. Bij de realisatie van! functiewijzigingen speelt de grondver werving een belangrijke rol. In het herijkingsrapport voor ziet men een verdere versterking van die rol. Om tot ver snelling te kunnen komen, dient ook de grondverwerving te worden versneld. Hiertoe wordt onder andere voorge steld om eerder mét grondverwerving te beginnen en om meer hectares in kqrte tijd te verwerven door bijvoorbeeld toeslagen te hanteren, dwingende instrumenten in te zetten of meer flankerend beleid te voeren. Voor de grondverwerving blijft de vrijwillige koop („taak stelling"), eventueel gestimuleerd door toeslagen of flanke rend beleid, de belangrijkste wijze van grondverkrijging. Een bijzondere mogelijkheid bij landinrichting is natuur lijk de korting, hoewel die in de huidige praktijk meestal tot ongeveer 1% béperkt blijft. Het herijkingsrapport stelt voor om de systemen voor korting en onderbedeling samen te nemen, waarbij dan in totaal maximaal 5% minder mag worden toegedeeldj dan is ingebracht. Daarnaast kan even tueel tot onteigening worden besloten, maar het herijkings rapport roept op tot een terughoudend gebruik daarvan. 441 GEODESIA 1998-10 Planologisch kader Milieu-effectrapportage (m.e.r.) Ruilplan Grondverwerving

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1998 | | pagina 19