E V meten objecten al in het model zijn opgenomen. Bovendien kunnen in het model allerlei voorwaarden met be trekking tot de vorm zijn opgenomen. Bij de meting van gebouwen kan bij voorbeeld al zijn vastgelegd dat het dak symmetrisch is, de muren rechte hoeken maken en de hoekpunten bij de dakgoten op dezelfde hoogte lig gen. Vanwege deze vormvoorwaarden kan de operateur het gebouw recon strueren door slechts enkele punten te meten [6]. Deze meting kan nog verder worden versneld wanneer een fittingalgoritme wordt toegepast [7]. De werkwijze is dan als volgt: de operateur selecteert uit een database een ob jectmodel. Dit model wordt in één of meerdere foto's ge projecteerd. Door de hoeken van dit draadmodel in de foto te verslepen wordt het model bij benadering op de juiste plaats gezet (fig. 5, links). Hierna zorgt een fittingalgoritme voor een betere positionering van het objectmodel (fig. 5, midden). Dit algoritme past de parameters die het object model beschrijven, zodanig aan dat de lijnen van het model zo goed mogelijk samenvallen met pixels die hoge gradiën ten hebben. Een correctie van de resultaten is vaak nodig wanneer er meerdere randen met hoge gradiënten bij elkaar in de buurt liggen. Dit is ook het geval in het voorbeeld. De randen van de ramen in de voorgevel hebben een hoger contrast dan de dakrand. De fout kan echter hersteld wor den door de handmatige meting van slechts één punt. Fig. 4. Links: De opera teur wijst met één punt het water oppervlak aan. Rechts: De randen die na toepassing van region growing en mathematische morfologie worden gevonden. Conclusies In hoeverre de beschreven semi-automatische technieken bijdragen aan het versnellen van de kartering, hangt sterk af van het contrast in de luchtfoto's, de dichtheid van de ob jecten en de gestelde precisie-eisen. Voor alle metingen is een goede doortekening van de luchtfoto's van belang. Een sterker contrast tussen een object en de omgeving resulteert in een nauwkeurigere meting van de objectrand. Ook bij het gebruik van de terreinvolgende cursor zijn duidelijke grijswaardeverschillen nodig. In gebieden zonder textuur, zoals op zandvlakten, kan een matching-algoritme geen corresponderende punten vinden en kan de terreinhoogte dus niet worden bepaald. Een goed contrast is echter nog geen garantie voor een goede meting. Een storende factor is de aanwezigheid van andere punten of randen met een Fig. 5. Meting van complexe modellen. Links: Object model dat door de operateur ongeveer op de juiste plaats is gezet. Midden: De resultaten van een fitting algo ritme. Rechts: De verbeterde resulta ten na één meting door de operateur. hoog contrast in de buurt van het te meten object. Hoe kleiner de afstand tot de naburige objecten en hoe ster ker het contrast van deze objecten, des te groter de kans dat een algoritme het verkeerde object zal meten. Vooral bij een hoge objectdichtheid dient de operateur alert te zijn op dergelijke identificatiefouten. De bruikbaarheid van de resultaten hangt verder af van de gestelde precisie-eisen. Vegetatie, die over een weg- of waterrand heen hangt, leidt tot een systematische lout. Wanneer de eisen die aan de kartering worden gesteld, niet al te hoog zijn, kunnen dit soort fouten wellicht nog worden geaccepteerd. Dit hangt vaak mede af van de gewenste kaartschaal. De effecten van deze fouten nemen af naarmate de kaartschaal kleiner wordt. Ondanks de beperkingen van de semi- automatische karteermethoden en de altijd aanwezige noodzaak van contro le en correctie door een operateur kun nen deze methoden leiden tot een effi ciëntere kartering. Dit geldt vooral voor de relatief eenvoudige methoden waar elk te meten punt bij benadering wordt aangewezen. Bij de iets moei lijkere meting van lijnen met een weg- volger en vlakken met region growing worden sterk vereenvoudigde aanna men gemaakt: de weg heeft een con stant grijswaardedwarsprofiel en het vlak een constante grijswaarde. Deze aannamen zijn vooral in stedelijk ge bied vaak onvoldoende om een accep tabele kartering te verkrijgen. Betere resultaten kunnen alleen wor den verwacht wanneer de algoritmen gebruik kunnen maken van meer alge mene kennis over de karteren objec ten. Hierop richt zich veel internatio naal onderzoek [5]. In de gemodelleer de kennis wordt bijvoorbeeld vastge legd dat wegen vaak beperkte hellings- 1998-12 GEODESIA V

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1998 | | pagina 22