-offset en -drift ten opzichte van
GLONASS-systeemtijd. Ook deze pa
rameters worden elk half uur aange
past en gerefereerd aan het kwartier
voor of na het hele uur.
Verschillen met GPS-tijdsignaal
en -navigatieboodschap
GPS-draaggolven worden uitgezon
den op twee frequenties. De GPS Zj-
frequentie ligt wat lager dan de GLO-
NASS Zrband op 1575,42 MHz; de
GPS Z2-frequentie ligt wat lager dan
de GLONASS Z2-band op 1227,60
MHz. De GPS Zpfrequentiedraaggolf
wordt gemodelleerd met verschillende
laagfrequente C/A-codes en verschil
lende hoogfrequente P-codes, terwijl
de GPS Z2-frequentiedraaggolf uit
sluitend met de P-codes wordt gemo
delleerd.
De GPS C/A- en P-codes zijn verge
lijkbaar met de GLONASS „maximal
length code", maar hebben een bij
zondere eigenschap: de codes zijn (bij
na) orthogonaal. Correlatie van ver
schillende GPS-codes levert daarom
een kleine signaalsterkte op, terwijl
autocorrelatie van een GPS-code een
grote signaalsterkte oplevert. Deze
eigenschap van de GPS-codes stelt een
ontvanger in staat om de door ver
schillende GPS-satellieten uitgezon
den signalen van elkaar te kunnen on
derscheiden. In totaal zijn er 37 unie
ke GPS C/A- en P-codes, en aan elke
GPS-satelliet wordt één bepaalde
C/A- en P-code toegekend.
Zowel de GPS C/A-codes als de GPS
P-codes worden met een twee keer zo
Fig. 7.
GPS dubbel-
verschil-fasewaar-
nemingen. De een
heid langs de verti
cale as is draaggolf-
golflengte in cycles.
Merk op dat er een
referentiewaarde
voor de meerdui
digheid is gebruikt
om
waarnemin
gen tot
nul te reduceren.
hoge frequentie uitgezonden als de GLONASS C/A- en P-
code. Daar de precisie van de waarnemingen afhangt van
deze frequentie of „Shipping rate", kan dit erop duiden dat
GPS-waarnemingen nauwkeuriger zijn dan GLONASS-
waarnemingen. Echter ook andere factoren spelen hierbij
een rol, met name de sterkte waarmee de signalen door de
GPS- en GLONASS-satellieten worden uitgezonden.
Bij GPS worden als ephemeride-parameters de elementen
van een osculerendb Keplerse ellips uitgezonden. Het ge
bruik van de Keplerse baanelementen bij GPS biedt een
aanzienlijk voordeel ten opzichte van het gebruik van posi
tie-, snelheids- en versnellingsvectoren bij GLONASS: de
met de GPS ephemeride-parameters berekende Keplerse
satellietposities houden gedurende langere tijd een aan
vaardbare mate vap precisie. De GPS ephemeride-para
meters hoeven daardoor veel minder regelmatig te worden
aangepast dan de GLONASS ephemeride-parameters.
Waar bij GLONA$S elk halfuur een nieuwe set ephemeri-
de parameters wordt uitgezonden, zenden GPS-satellieten
slechts eens in de vier uur een nieuwe set parameters uit.
In de GPS-navigatieboodschap wordt een aantal para
meters uitgezonden, die niet voorkomen in de GLONASS-
navigatieboodschap. Het betreft hier met name de para
meters van een ionosfeermodel. Met dit model kunnen de
ionosferische vertragingen in enkelfrequentie-waarnemin-
gen gedeeltelijk wdrden gecorrigeerd. Het ontbreken van
een soortgelijk model in de GLONASS-navigatiebood-
schap is dan ook yooral voor enkelpuntsbepaling een ge
mis. Met een aantal kleine aanpassingen kan het GPS-iono-
sfeermodel echter ook worden toegepast op GLONASS-
waarnemingen.
Toepassing van GLONASS voor
relatieve plaatsbepaling
Net als bij GPS kunnen bij GLONASS pseudo range en
draaggolffasemetin^en worden verricht. De pseudo ranges
zijn een ruwe maadvoor de afstand satelliet-ontvanger, ter
wijl de draaggolffases een meer precieze maar meerduidige
maat zijn voor deze afstand. Meerduidig wil hierbij zeggen
dat de fasemetingen behept zijn met systematische fouten
ter grootte van gehele aantallen draaggolf-golflengten. Om
de precieze fasemetingen dus volledig te kunnen benutten
voor relatieve plaatsbepaling, moeten deze meerduidig
heden eerst op hun geheeltallige waarden worden geschat.
Door het gebruik van verschillende draaggolven bij
GLONASS kunnen de geheeltallige waarden van de
GLONASS-meerdüidigheden echter niet zonder meer
worden bepaald. Om dit te illustreren zijn in fig. 6 en 7
tijdreeksen weergegeven van zogenaamde dubbelverschil-
fasewaarnemingen (double differences). De dubbelverschil-
waarnemingen worden gevormd door de metingen van
twee ontvangers naar dezelfde twee satellieten van elkaar af
te trekken. Fig. 6 heeft betrekking op de dubbelverschil-
fasewaarnemingen van een paar GLONASS-satellieten,
fig. 7 op de dubbejverschil-fasewaarnemingen van een paar
GPS-satellieten. Deze dubbelverschil-waarnemingen zijn
557
GEODESIA
1998-12