Uil de Cmw pofo A Een recent gepubliceerde enquête on der werkgevers, gepubliceerd in de Volkskrant, meldde dat het bedrijfsle ven hbo-afgestudeerden prefereert bo ven academici voor algemene vacatu res. Dit artikel wekte nogal wat beroe ring en leidde tot hernieuwde discus sies over studie- en loopbaanplanning. Vaak wordt de gedachte geopperd dat werknemers te weinig initiatief nemen om hun loopbaanplanning zelf pro actief ter hand te nemen. Het komt mij voor dat in het idee van loopbaan planning een veronderstelling van voorspelbaarheid en rechtlijnigheid ligt, die in deze dynamische tijd door veel werknemers niet als zodanig wordt ervaren. In een aantal nogal draagkrachtige or ganisaties zoals Rijkswaterstaat, De fensie, Shell en de grote banken wordt inderdaad bewust verbreding van erva ring van veelbelovende personeels leden binnen het bedrijf nagestreefd met het oog op het creëren van een voorraad talent waaruit de toekomsti ge leiding van het bedrijf kan worden gerecruteerd. Als men zich thuisvoelt in het min of meer gesloten systeem van deze grote bedrijven, zijn dat goe de werkomgevingen om aan loop baanplanning te doen. Maar daar wer ken de meeste Nederlanders niet, want die proberen hun loopbaan aan de gang te houden in het veel opener sys teem van relatief kleine organisaties. De onderwerpen loopbaan-flexibiliteit en mobiliteit zijn in de geodetische wereld ook eerder aan de orde geweest, bijvoorbeeld in de 86e jaargang van "Kadaster en Landmeetkunde" (1970, p. 3) in een artikel van prof. mr. P. de Haan, getiteld "Kadaster, landmeet kunde en maatschappij". Hij heeft het volgende te zeggen over de beroeps- flexibiliteit van landmeters: "...men krijgt niet direct de indruk dat de land meter graag van beroep verandert, ze ker niet dat hij veel solliciteert naar betrekkingen in de sfeer van ruimtelij ke ordening en grondbedrijf, waarvoor vaak een ingenieur, een jurist of een econoom - kortom een geodeet, die men echter als zo danig niet kent - wordt gevraagd". Hij ontwikkelt de ze gedachte dan verder als volgt: "Vaak zijn echter voor de door mij bedoelde functies erva ringskwaliteiten vereist die maken dat, zo men al een geodeet vraagt, vrijwel altijd kadastrale of soortgelijke erva ring als voorwaarde wordt gesteld. En eigenlijk is dat zo gek nog niet, want tenslotte is het Kadaster de meest cen trale landmeetkundige instelling die met vrijwel alle andere landmeetkun dige instellingen samenwerkt, zodat kadastrale ervaring de geodeet bijna altijd goed te stade komt, waar hij later ook komt te werken". Onlangs bezocht ik in Düsseldorf de overzichtstentoonstelling van het werk van Henri Cartier-Bresson. Deze foto graaf is het meest bekend om zijn zwart-wit fotografie van vrij alledaagse zaken die heel speciaal worden door het samenvallen van prachtige compo sitie en uniek moment. Cartier-Bres son had het getrainde oog voor com positie van de kunsttekenaar en -schil der, want zo was hij zijn artistieke loopbaan begonnen. Ik kreeg de in druk dat hij de samenleving doorlo pend beschouwde vanuit het oogpunt van goede of slechte compositie, van uit zijn passie voor het surrealisme en voor het toeval dat zoveel alledaagse dingen bepaalt. Hij raakte pas op late re leeftijd geïnteresseerd in de fotogra fie namelijk toen de Leica kleinbeeld- camera werd uitgevonden. Deze ca mera maakte het voor het eerst moge lijk om, zonder gedoe van lenzen en statieven, onmiddellijk de situatie vast te leggen. Hij liep rond met zo'n klei ne Leica voorzien van een 35 mm lens in de zak van z'n regenjas. Zodra hij dan een artistiek verantwoorde com positie en een uniek moment zag "aankomen", legde hij het feilloos vast. Hoe geniaal raak zo'n compositie was, kan men zien aan de randen van zijn afdrukken die bijna altijd de gaat jes van het negatief laten zien: in de donkere kamer werd niet verder aan de compositie gedokterd. In het begin van de jaren '50 heeft hij zijn Leica weer in de kast gelegd en is terugge keerd naar zijn oorspronkelijke passie, tekenen. Nog wat namijmerend over deze prachtige tentoonstelling bedacht ik dat loopbaanplanning zoiets is als fo tograferen volgens Cartier-Bresson. Je observeert de samenleving doorlopend en bewust. Als je het unieke moment in de juiste compositie ziet aankomen, moet je bijna intuïtief reageren op de nieuw geschapen kans voor de volgen de stap in je loopbaan. Het is natuur lijk niet voor iedereen weggelegd om Cartier-Bresson te zijn, ook niet in loopbaanplanning. Maar je kunt het wel nastreven! Daartoe zijn echter een behoorlijke dosis inzicht en diepgang nodig in de beleving van de samenle ving en je eigen plaats daarin. Inzicht heeft tot op zekere hoogte te maken met aanleg, maar ook talent moet ver der ontwikkeld worden, en dat ge beurt niet door met de neus op de landmeetkundige technologie te blij ven zitten. Men moet zijn plaats ten opzichte van het gebeuren goed kun nen bepalen en zich trainen in het ver krijgen van inzicht in de samenleving om op deze wijze enig succes te boe ken. Dus kunnen wij de loopbaan planning van degenen die in de open markt hun carrière hebben ontwik keld, beter interpreteren als hun ver mogen om langsschietende kansen als zodanig te herkennen en daarop in te spelen. Overigens maakte De Haan nog een interessante suggestie naar de kant van het toenmalige Kadaster, die - nu deze organisatie zich in haar nieuwe status misschien ook kan rekenen tot de meer draagkrachtigen - de moeite van bezinning waard is: .het Kadaster is nagenoeg de enige landmeetkundige instelling van voldoende omvang om zich de praktische opleiding van jonge geodeten voor andere beroepen in ze kere mate te kunnen veroorloven. Het Kadaster zou dus mede als doorgangs huis naar andere beroepen moeten gaan fungeren". De term "doorgangs huis" lijkt mij wat onbestemd en niet geheel passend in het zakelijke karak ter van het huidige Kadaster, maar toch is het een intrigerende gedachte 44 1999-1 GEODESIA

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1999 | | pagina 46