waar de standaardafwijking groot is, is er veel textuur. Over het type contrast (textuur, hoekpunt, grens, enz.) verkrij gen we echter geen informatie. Daarom zijn operatoren ontwikkeld, die meer specifieke structuren kunnen detecte ren. Een dergelijke operator die veel wordt toegepast bij feature-based matching, is de Förstner-operator. Hierbij worden in een deelbeeldje in het beeld de gradiëntcompo nenten in de beide hoofdrichtingen bekeken. De sterkte van de gemiddelde gekwadrateerde gradiëntcomponenten geeft de mate van contrast aan. Voorts kan de operator on derscheid maken tussen textuur/hoekpunten versus lijnvor mige objecten. Landbouwpercelen worden vaak, maar lang niet altijd, gekenmerkt door homogeniteit in bijvoorbeeld grijswaarde of textuur. Region growing technieken kunnen worden toegepast om ze op te sporen. Ze leveren per de finitie gebieden op met gesloten grenzen. Ze kunnen echter relevante grenzen missen en ze verschuiven vaak de positie van de grenzen. Verder zijn ze in het algemeen niet in staat om details en lineaire structuren te detecteren. De vorm van de gebieden die worden bepaald, reflecteren eerder de toegepaste zoekstrategie dan de werkelijke vorm van de percelen. Binnen de rest van dit artikel laten we region gro wing buiten beschouwing. Voor het detecteren van grenzen zijn vooral randdetectoren van belang. Na bespreking van matching-technieken richten we ons vooral op dit onder werp. Matching Aan vrijwel alle fotogrammetrische processen die thans geautomatiseerd kunnen worden uitgevoerd, ligt één of andere vorm van matching ten grondslag. Matching betreft het herkennen van corresponderende beeldkenmerken in twee of meer opnamen. In de fotogrammetrie betreft dit meestal stereobeelden. De meest gebruikte methoden zijn area- en feature-based technieken. Ze worden voornamelijk toegepast voor het vervaardigen van digitale hoogtemodel len en ingezet bij de aerotriangulatie. Bij area-based tech nieken (fig. 1tracht men corresponderende beelddelen op te sporen door grijswaarden te vergelijken. Methoden ge baseerd op kruiscorrelatie en kleinste kwadraten matching worden het meest toegepast. Het nadeel van area-based methoden is dat zeer goede benaderde waarden nodig zijn van de beelddelen die men op correspondentie wil onder zoeken. Bij feature-based matching worden overeenkomsten tussen beeldkenmerken (features) bepaald. Attributen die men aan de feature toekent, zijn bijvoorbeeld: grijswaarde, grijs- waarde-variabiliteit en richting van het feature. Bij deze methode hoeven de benaderde waarden lang niet zo nauw keurig bekend te zijn als bij de area-based benadering. De laatste jaren is deze methode veelvuldig in gebruik geno men binnen de fotogrammetrie. Wel dient a priori infor matie aanwezig te zijn, zoals benaderde oriënteringspara meters en kennis over de beeldoverlap. Bij luchtfotogram- metrie zal deze informatie in het algemeen aanwezig zijn en daarom volstaan deze methoden bij deze toepassing. Wanneer men echter sterk convergerende beelden heeft, waarvan de inwendige en uitwendige oriënteringspara meters niet bekend zijn, zoals dat vaak voorkomt bij terrestrische opnamen, dan volstaan area- en feature-based technieken niet. Om dit probleem op te lossen, heeft men matching-metho- den ontwikkeld, die gebaseerd zijn op beeldstructuren. Beeldstructuren be staan uit een verzameling beeldken merken en hun onderlinge relaties, met name ligging en topologie. Fig. 1. Principe van area- based matching. Een gebiedje in bet ene beeld, waarin voldoende contrast aanwezig is (distinctive point), wordt geprojecteerd in het andere beeld op een benaderde positie van het corresponderende punt, waarna met kruiscorrelatie of kleinste kwadraten het corresponde rende punt wordt Het spreekt vanzelf dat hoe meer in formatie men benut, hoe complexer de achterliggende algoritmen zullen zijn. De inzet van deze algoritmen hangt dan ook deels samen met de nog steeds snelgroeiende rekenkracht van computers. Na automatische uitvoe ring van matching is het noodzakelijk dat de mens wordt ingeschakeld om de resultaten te toetsen en eventueel te verbeteren. Ook heeft men toegevoeg de processtappen ontwikkeld om tot een verhoging van de kwaliteit van de eindresultaten te komen en om het proces beter te kunnen sturen. De be langrijkste hiervan is de hiërarchische beeldbenadering. Hierbij wordt een beeldpiramide opgebouwd. Dit is een datastructuur van een reeks beelden, alle afgeleid van het oorspronkelijk beeld door herhaalde reductie van de resolutie. Omliggende pixels worden hierbij bij elkaar gevoegd tot één gro ter pixel. Op het "verkleinde" beeld wordt matching uitgevoerd. Vervol gens wordt het resultaat geprojecteerd in het beeld met een hogere resolutie en wordt opnieuw gematcht. Deze stappen worden zo vaak uitgevoerd als er beelden in de piramide zijn. Hoewel deze methode meer rekentijd vergt, is het voornaamste voordeel dat minder nauwkeurige benaderde waarden van de corresponderende beelddelen be kend hoeven te zijn. 1999-1 GEODESIA Match Prediction Corresponding Point Distinctive Point Predicted Point Target Patch Search Patch 64

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1999 | | pagina 14