Fig. 8. Toponymie Ternhornster- poelen. Fig 9. Toponymie bij fort Daatselaar. gen blijkt dat de lengteroede hier kan worden berekend op gemiddeld 4,0 m, hej:geen een getal is, dat vrijwel overeen komt met de oude Friese koningsroede van 3,9127 m. Op 10 oktober 1887] voert Polée een opdracht uit om een "strijpe" (strook) ter breedte van 13 koningsvoeten uit te zetten. Hij noteert: "De uit te zetten 15 voets strijpe is dus breed 15 x 0,326065 4,890975 meter". Uit een aanteke ning op het kladveldwerk blijkt dat de eigenaren-kerkvoog den al eerder met behulp van een roede van vier meter de grens hebben uitgezejt. Polée schrijft echter: "ten onrechte en derhalve fout". Kartografie Polée heeft waarschijnlijk op basis van de eigen metingen zelf de kaartering van mutaties verricht. Maar ook de "onafhankelijke caartering", zoals hij dat noemt, van door particulieren aangevraagde kaarten heeft hij zelf uitgevoerd. Op beide kaartsoorten zijn de in hard potlood getrokken meetlijnen alsmede de kaarteerpuntjes nog zichtbaar. Dat Polée zich ook bemoeide met de controle van de hermeten plans van de Haskerveenpolder, blijkt uit een lijst van vijfentwintig gevonden verschillen met de kadastrale kaart. Deze verschil len werden te velde door middel van het per plan uitbakenen van zoge naamde verificatielijnen geconsta teerd. Dit controlemiddel op de preci sie en betrouwbaarheid van de kaart werd reeds voor het jaar 1832 gehan teerd bij de vervaardiging van de ka dastrale minuutplans. Polée noteert op een lijst "Verantwoording verificatie- Verschillen", dat op ieder blad vijf veri ficatielijnen zijn gebruikt. De lijst be vat vijfentwintig geconstateerde ver schillen met verklaringen als: "ligt aan 't kaarteren; sluit prompt; zal wel goed zijn; foutief uitgepast". besloten dat op een nader te bepalen datum het metrieke stelsel zou worden ingevoerd. Volgens artikel 3 van deze wet mochten na deze datum de oude maten (en gewichten) niet meer wor den gebruikt. Maar niets bleek later minder waar te zijn: veel collega's, werkzaam in ruilverkavelingen en an dere plattelandsgebieden, hebben dit ervaren. Zo vinden we bij een com plexe oppervlaktebepaling de vermel ding dat "de verkochte grootte nog desnoods verminderd worden met hoogstens 15 el (als oude maten)". Op een veldwerk van de kadastrale ge meente Mildam, waarbij een complex in ontginning zijnde heide wordt ge splitst in een dertigtal percelen, noteert Polée bij elf percelen de grootte in roe den ("b.v. 400 roe"). Uit naberekenin- 59 dit gebied aan deze kenmerken vol deed, blijkt uit de door Polée, soms met signatuur, genoteerde namen van topografie. Hij noteert onder andere: "Aekingerbroek, Groote Stoeve, Zandduinen, Banghaar, Pelstergat, Watersche Poel Tenslotte nog twee namen van nederzettingen die thans niet meer in de volksmond worden ge bezigd: Brongerga (thans Katlijk) en Nieuw Appelscha (thans Appelscha). Heel bijzonder is de vermelding van het restant van de middeleeuwse ne derzetting "Kloesewier", waarover ja ren terug al door de journalist Kerst Huisman is gepubliceerd. Ook in zijn Gelderse periode noteert Polée toponiemen. Dit gebeurt onder andere bij het onderzoek gedaan naar de juiste ligging van gemeentegrenzen. Onder andere betreft het gemeente grenzen die twee forten doorsnijden, die eertijds deel uitmaakten van ons defensiestelsel. Gelderse voorbeelden van het gebruik van toponiemen zijn het fort op de "Buurtsteeg" tussen Ede en (Gelders) Veenendaal, en het fort "Daatselaar" op de grens van Lunteren en Renswoude. De kaartjes van deze forten geven niet alleen fraai teken werk te zien, maar geven naast deze to- ponymen tevens beelden van topo nymische en historische informatie, gelet op bijschriften als "Borstwering en Batterij" (fig. 9). Oude landmaten Bij de wet van 1 februari 1809 werd besloten dat op een nader te bepalen datum het metrieke stelsel zou worden ingevoerd. Volgens artikel 3 van deze wet mochten na deze datum de oude maten (en gewichten) niet meer wor den gebruikt. Maar niets bleek later minder waar te zijn: veel collega's, werkzaam in ruilverkavelingen en an dere plattelandsgebieden, hebben dit ervaren. Zo vinden we bij een com plexe oppervlaktebepaling de vermel ding dat "de verkochte grootte nog desnoods verminderd worden met hoogstens 15 el (als oude maten)". Op een veldwerk van de kadastrale ge meente Mildam, waarbij een complex in ontginning zijnde heide wordt ge splitst in een dertigtal percelen, noteert Polée bij elf percelen de grootte in roe den ("b.v. 400 roe"). Uit naberekenin- GEODESIA 1999-2 Spck/onc Poldér 'si -fe zMelnesloot polder Sneeker (Peil —0.5) j\ ie! (.mts Whopj utcpocl eS Hoe ren gut folder Terkoploster meer poelen .Geeu i Buit éng GoSngé ttfct kic rijpstcr •a 0.5 poelen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1999 | | pagina 9