nieuwe matchingstechnieken maakt het mogelijk de in wendige en relatieve oriëntering automatisch uit te voeren. De voordelen hiervan zijn dat ongeveer de helft van de tijd nodig is voor de triangulatie en dat het resultaat van de triangulatie beter is, onder andere omdat meer triangulatie- punten worden gemeten dan bij de DCCS-methode (fig. 6). De methode heeft nog andere voordelen: de controle van de modellen kan sneller worden uitgevoerd (de model len kunnen snel worden opgeroepen en beoordeeld). Verder kunnen paspunten sneller worden gemeten: het meetmerk wordt vlakbij de vermoede plaats van het pas- punt geplaatst waarna een operateur het meetmerk precies meet. De resultaten van de onderzoeken geven aan hoe de MD optimaal kan profiteren van digitale fotogrammetrie: voer de aerotriangulatie automatisch uit met digitaal-fotogram- metrische matchingstechnieken en produceer orthofoto's en andere visual-realityproducten. Houd verder de moge lijkheid open om hoogtemodellen met matchingstechnie ken te vervaardigen. Tenslotte, (semi-)automatische kar- teertechnieken hebben weinig toepassingsmogelijkheden bij de MD. De kartering wordt daarom voorlopig hand matig uitgevoerd. Gebruik van digitale fotogrammetrie Tot dusverre zijn de onderzoeken beschreven die de MD inzicht hebben gegeven hoe digitale fotogrammetrie opti maal kan worden gebruikt. Hieronder wordt beschreven welke digitaal-fotogrammetrische systemen de MD heeft gebruikt bij de testen en welk systeem op welke wijze nu in een productieomgeving wordt gebruikt. Als aanvulling op de conventionele fotogrammetrische sys temen heeft de MD in de loop van de tijd een aantal digi taal-fotogrammetrische systemen aangeschaft. Het eerste systeem betrof het DCCS van Helava. Dit systeem was in staat om de aerotriangulatie semi-automatisch uit te voeren door delen van foto's te scannen en corresponderende delen in de overlappende foto's op te sporen. Tijdens de onderzoeken naar verdere toepassingen van digitale foto grammetrie bestond er behoefte aan relatief goedkope sys temen waarmee testen konden worden uitgevoerd. Hiertoe zijn twee systemen aangeschaft: het OrthoMAX-Imagine systeem en de digitale videoplotter (DVP) van Leica. Met het eerstgenoemde systeem was het mogelijk om semi- automatisch te aerotrianguleren, met matching hoogte modellen te maken en orthofoto's te genereren. De DVP is een eenvoudig pc-systeem dat geschikt is om fotogramme trische karteringen en revisies uit te voeren. Door de uit voering van de testen kreeg de MD inzicht in wat de meest gewenste configuratie van het fotogrammetrische systeem diende te zijn: het diende minimaal de mogelijkheid te hebben de aerotriangulatie automatisch uit te voeren, door matching DHM's te maken en het moest orthofoto's en mozaïeken kunnen maken. Bovenal moest het systeem ge bruikersvriendelijk zijn. Het DPW-770 van Leica-Helava- cSfr- - Fig. 5. systems (LH-systems) was één van de Visualisatie van systemen die voldeed aan de eisen (fig. de omgeving van 7). In 1996 is dit systeem aangeschaft. Breda. Als basis zijn het TOPIO- DPW-770 vector-bestand en Met het DPW-770 van LH-systems hetAHN-laser- kunnen alle fotogrammetrische werk- bestandgebruikt. zaamheden worden uitgevoerd: auto matische aerotriangulatie, de inwin ning van vectordata, het vervaardigen van hoogtemodellen met matching en de vervaardiging van orthofoto's en mozaïeken. Het systeem is uitgerust met twee beeldschermen. Eén beeldscherm wordt gebruikt om de keuzemenu's en de overzichtsfoto af te beelden, het an dere beeldscherm heeft een gepolari seerd scherm en wordt gebruikt om de stereomodellen te tonen. Hiervoor is een speciale polaroidbril nodig; in te genstelling tot bij andere systemen wordt dus geen gebruik gemaakt van een actieve bril en een zender. Aan het systeem is een extern geheugen van 100 Gbyte gekoppeld. Deze grote op slagcapaciteit is nodig om ook grote blokken of stroken te kunnen trian- guleren. 122 1999-3 GEODESIA Conclusies Digitaal-fotogrammetrische systemen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1999 | | pagina 16