dan mag de overheid dit alleen doen als de politiek dat
wenselijk acht. Zo kan bijvoorbeeld op basis van het kabi
netsbeleid van juni 1998 de verantwoordelijke minister
voor een bepaalde overheidsorganisatie bepalen dat die or
ganisatie een aantal bewerkingsslagen voor bestanden mag
uitvoeren, die tot een verbetering van de toegankelijkheid
van overheidsinformatie leiden. Die bewerkingsslagen be
hoeven niet tot de kerntaken van de overheidsorganisatie te
behoren dan wel binnen de publieke taak van die organisa
tie te vallen. De minister mag dat doen wanneer de private
sector hierin vooralsnog niet kan voorzien en het toeganke
lijk maken van die overheidsinformatie van groot maat
schappelijk belang wordt geacht. De verantwoordelijke be
windsman voor het Kadaster heeft op 10 juli 1998 echter
bepaald dat het toegankelijk maken van kadastrale infor
matie een wettelijke taak zou moeten zijn. Er breekt dus in
Nederland een interessante tijd aan waarbij de politiek het
laatste woord heeft. De politiek verantwoordelijke be
windslieden moeten per sector keuzen maken of hun orga
nisaties zelf de toegankelijkheid van
hun informatie zouden moeten verbe
teren, of dit overlaten aan de private
sector.
Dilemma van Cohen
In een reactie op de nota 'Naar toe
gankelijkheid van Overheidsinforma
tie' in augustus 1997 wees de Ravi on
der meer op de volgende twee zaken:
de infrastructurele betekenis van
veel bestanden en informatiepro
ducten voor de overheid en de maatschappij, zoals de be- Data: vrij
standen van het Kadaster en de Kamers van Koophandel, beschikbaar of
die de hoekstenen vormen van de kernregistraties uit de tegen betaling
Structuurschets Vastgoedinformatievoorziening;
de spanning tussen het belang van het toegankelijk ma
ken en de uitgangspunten van de commissie-Cohen. Het
toegankelijk maken van overheidsinformatie vraagt extra
bewerkingsslagen zoals verarmen, combineren van eigen
gegevens en soms combineren met gegevens van derden.
Een rigide toepassing van 'Cohen' bedreigt de toeganke
lijkheid van overheidsinformatie en serviceverlening voor
burgers en bedrijven.
Op 9 september heeft de Ravi deze punten besproken met
een delegatie uit de Tweede Kamer. In de kamerbehande
ling van de nota Toegankelijkheid op 10 september 1997
hebben verschillende Kamerleden aan de standpunten van
de Ravi gerefereerd [5]. In de evaluatie van het Kadaster en
in de recente kabinetsnotitie over 'Marktwerking, deregu
lering en wetgevingskwaliteit' [7] wordt dit beleid nader
uitgewerkt. Er is creatief ingespeeld op het 'dilemma van
Cohen' bij het verder toegankelijk maken van overheids
informatie en er is rekening gehouden met het standpunt
van de Ravi.
Cohen-toetsing
De uitkomsten van de 'Cohen-toetsing' over het toeganke
lijk maken van informatie door informatieverstrekkende
128
overheidsorganisaties en -instellingen
zijn verschillend:
Kadaster, in de besluitvorming over
de evaluatie van het ZBO Kadaster
zijn de resultaten van de toetsing
verwerkt. Inhoudelijk is de publieke
taak als uitgangspunt genomen en
vervolgens is bezien hoe vanuit
de publieke taakuitoefening - extra
halffabrikaten moeten worden ge
produceerd om de toegankelijkheid
te verbeteren. De toenmalige staats
secretaris van VROM, verantwoor
delijk voor het Kadaster, heeft het
mogelijk gemaakt dat ontsluiting
van halffabrikaten (gecombineerde
en verrijkte bestanden) als wettelijke
taak kan plaatsvinden;
Meetkundige Dienst Rijkswaterstaat
enerzijds heeft de MD een publieke
taak: het NAP-bestand. Dit bestand
mag vanwege die publieke taak wor
den verstrekt. Anderzijds heeft de
MD een groot aantal onderzoeksbe-
standen. Bij het verstrekken van ge
gevens aan derden moet ervoor wor
den gewaakt dat er geen bewerkings
slagen worden uitgevoerd. Het kop
pelen en verrijken van deze bestan
den mag alleen als die activiteiten
passen binnen een goede uitoefe
ning van de publieke taak. Het is
vreemd dat uitwisseling met derden
kennelijk wordt ervaren als markt.
Hier ligt dus het bewijs dat in het
vervolg een discussie moet worden
gevoerd met als uitgangspunt welke
verstrekkingen er vanuit het publie
ke en infrastructurele belang wél
mogen en noodzakelijk zijn;
het KNMI blijft verantwoordelijk
voor de algemene weersverwachting
en waarschuwingen aan het publiek.
Verder zal het basisgegevens ver
strekken waarmee de private weer-
markt commerciële producten kan
ontwikkelen. Opvallend is dat de
commerciële activiteiten van de
Luchtvaart Meteorologische Dienst
bij het KNMI blijven. De reden
hiervoor is dat de minister volgens
internationale afspraken verant
woordelijk is voor de veiligheid van
de luchtvaart; een betrouwbare
weersverwachting hoort hierbij.
Verder zal het klimaatonderzoek een
taak blijven van het KNMI. Hier
zien we dat informatie met een
groot publiek en infrastructureel be
lang kan prevaleren boven de aanbe-
1999-3
GEODESIA