/Ifjy
ril j ri. Pt it il B H A
AA/
A/a
s/A
!999~3 GEODESIA
Verande
TOPIOvector
CBS-bodemstatistiek
LGN
ringsklasse
1991-1995
1989-1993
1992-1996
1-2
26 7)
0 6)
0 7)
1-3
0 0)
0 0)
4 0)
1-4
22 1)
2 4)
0 1)
2-1
39 7)
0 (10)
25 7)
2-3
0 0)
0 0)
0 0)
2-4
9 1)
0 1)
0 1)
3-1
0 0)
0 0)
0 0)
3-2
0 0)
0 0)
0 0)
3-4
0 0)
0 1)
0 0)
4-1
140 (29)
29 (12)
112 (39)
4-2
13 0)
0 3)
0 0)
4-3
2 1)
0 0)
0 1)
ken en aanpassing van de data aan de actuele gebruikers
wensen;
de vertaling van landbedekkingklassen naar landgebruik
klassen bemoeilijkt het gebruik van de bestanden bijzon
der. Dit punt verdient meer aandacht van dataleveran
ciers en gebruikers;
een gecombineerd gebruik van de bestanden levert alleen
in theorie een beter monitoring-resultaat op.
De consistentie in de bestanden zal zeker toenemen in toe
komstige actualisaties van de bestanden. Zolang er echter
bij het opstellen van de bestanden niet specifiek rekening
met monitoring-toepassingen wordt gehouden, zullen geen
bevredigende resultaten kunnen worden verkregen. Een
eerste wenselijke stap lijkt de toevoeging van specifieke
metadata aan de bestanden waarmee de beperkte geschikt
heid voor monitoring wordt weergegeven.
Tabel 6.
Resultaten puntbe-
nadering. Voor het
superklasseniveau is
het voorkomen
(aantal ha) van
elke veranderings
klasse weergegeven
(in totaal is 3391
ha geanalyseerd).
In de gebruikte
codering is 1
stedelijk gebied en
infrastructuur,
2 bos en natuur,
3 water en 4
landbouw. Tussen
haakjes zijn de
veranderingen (ha)
volgens het referen
tiebestand gegeven.
Fig. 5.
Voorbeeld van
waargenomen
veranderings
klassen volgens
TOPlOvector-
bestand en referen
tiebestand, op
klasseniveau met
puntbenadering.
veranderingsklassen TOPIOvectoren referentiebestand op
klasseniveau
TOPIOvector
referentiebestand
0 E3_ a B_ H m_
xv
grootste veranderingsklassen volgens TOPIOvector
138
Summary
Geoinformation for monitoring
land use
A case study was conducted to investigate
whether available multi-temporal data
bases coidd be used in a GIS environ
ment for the monitoring of changes in
the actual land use. The acceptable scale
approach (area or point) and the pos
sible detail of legend (superclasses, classes
or subclasses) were considered. A referen
ce data set of the Soest municipality was
compiled for the period 1989-1997.
The databases were compared mutually
and with the reference data set. It was
found that the observed changes in land
use are for a very small part caused by
changes in the 'real world'. Most ob
served changes were explained by the
shortcoming and reliability of the data-
sets themselves.
Het gepresenteerde onderzoek is gefi
nancierd vanuit het GIS/RS-program-
ma van het Ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (DKW
prog.nr. 273). De gemeente Soest gaf
toegang tot vele gemeentelijke data
bronnen en stelde faciliteiten beschik
baar om deze gegevens te analyseren.
Bij het Staring Centrum zal in vervolg
op dit onderzoek gewerkt worden aan
methodiekontwikkeling voor monito
ring met behulp van GIS.
Literatuur
[1] Bruin, S. de, J. G. P. W. Clevers
G. j. A Nieuwenhuis,
Huidige en toekomstige rol van
remote sensing in de geoinforma-
tievoorziening op het beleids
terrein van het Ministerie van
LNV. Delft, Beleidscommissie
Remote Sensing, BCRS-
Rapport 97-01,1997.
[2] Ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer (LNV/VROM),
Naar een Monitoringsysteem
Groene Ruimte; een eerste stap.
Den Haag 1996.