Bepaling van grenzen op zee
Zeerechtconventies, maritieme zones en geodetische aspecten
Maritieme zones en gebieden
181
GEODESIA
1999-4
hydrography, mapping, applications
hydrografie, kaartvervaardiging, praktijk
KEYWORDS
TREFWOORDEN
De primaire taak van de Dienst der Hydrografie van de
Koninklijke Marine is het karteren en uitgeven van
hydrografische publicaties en berichtgeving voor veilige
navigatie op het Nederlandse deel van de Noordzee, en
de zeegaten en wateren rond de Nederlandse Antillen en
Aruba. Daarnaast ondersteunt de Dienst de overheid en
de Koninklijke Marine op het gebied van hydrografie,
maritieme meteorologie, oceanografie en mariene geo
desie. Daaronder valt ook het adviseren en het uitvoeren
van berekeningen voor het Ministerie van Buitenlandse
Zaken inzake het bepalen van zeegrenzen.
In vroeger tijden gold het principe van
de vrijheid van zee, zoals Hugo Gro-
tius in zijn Mare Liberum neerlegde in
de zeventiende eeuw (fig. 1). Hij ver
dedigde hierin onder meer het recht
van de vrije handel met Indië. In de
20e eeuw en met name na de Tweede
Wereldoorlog bleek het noodzakelijk
om zeerechtverdragen vast te stellen
omdat men niet meer aan dit principe
kon vasthouden vanwege de ontwikke
ling van allerlei activiteiten op zee. Tot
aan het moment van de vaststelling
van Zeerechtverdragen werd de zee ge
bruikt volgens regels van internatio
naal gewoonterecht. Zo was het de ge
woonte van kuststaten om soevereini
teit uit te roepen in een strook van drie
zeemijl (een zeemijl is 1852 meter)
langs de kust, gangbaar ongeveer sinds
het begin van de 19e eeuw. Daarvoor
gold als grens de reikwijdte van een
kanonschot of het zicht vanaf de kust.
Het zogenaamde klassieke zeerecht is
neergelegd in de Zeerechtverdragen
van 1958 (dit was de eerste zeerecht
conferentie). Deze eerste verdragen
waren voornamelijk een weergave van
het tot dan toe geldend gewoonterecht. In het verdrag werd
overeengekomen dat een kuststaat soevereine rechten kan
uitoefenen over de nabij de kust gelegen wateren, echter
men kon geen overeenstemming bereiken over de breedte
van deze territoriale zone. Waar wel overeenstemming over
bestond, was de basislijn van de territoriale zee, dat wil zeg
gen de lijn waarvarj af de breedte van de territoriale zee
wordt gerekend. Tijdens de tweede zeerechtconferentie in
1960 kon men eveneens geen overeenstemming bereiken
over de breedte van de territoriale zone. Wel is tijdens deze
twee eerste conferenties bepaald dat geen enkele staat soe
vereine rechten kon uitoefenen over
de volle zee. Door een verdere intensi
vering van diverse offshore-activiteiten
en nieuw ontstaan gewoonterecht
bleek het nodig om een derde zee
rechtconferentie uit te roepen. Deze
startte in 1973. Het duurde negen jaar
voordat hët derde zeerechtverdrag ge
tekend was te Montego Bay (Jamaica)
in 1982. Dit 'Verdrag van de Verenig
de Naties inzake het Recht van de Zee'
(UNCLOSIII, United Nations Convention Law Of the
Sea) is pas op 16 noyember 1994 in werking getreden om
dat pas toen het vereiste aantal staten (60) tot bekrachtiging
was overgegaan. In dit verdrag is voor het eerst sprake van
een Exclusieve Econ<
van de diverse zones
ir. I. A. Elema,
coördinator
geodesie en
getijden,
Dienst der
Hydrografie.
omische Zone en worden alle breedtes
vastgesteld op een bepaald maximum.
Fig. 1.
Hugo Grotius.
In UNCLOSIII is sprake van verschillende zones en gebie
den waar verschillende rechten en plichten gelden [1] [2]
(fig- 2):
de maritieme binnenwateren omvatten de met de zee in
open verbinding sfaande wateren gelegen landwaarts van
de zogenaamde basislijn. Hier geldt de territoriale soe
vereiniteit. In Nederland vallen de Waddenzee en de
Westerschelde onder de maritieme binnenwateren;
volgens UNCLOSIII mogen kuststaten een territoriale
zone vaststellen mét een breedte van maximaal twaalf zee-