en vastgelegd in het Mijnreglement Continentaal Plat. Vanaf 1988 is België begonnen te spreken over verdragen voor de zij waartse begrenzingen van zowel de territoriale zee als van het continentaal plat. Van Belgische zijde werd gesteld dat de destijds ambtelijk overeenge komen begrenzing geen waarde had omdat destijds een Belgische wet in zake het continentaal plat ontbrak en een ondertekening laat staan een parlementaire behandeling - nooit heeft plaatsgevonden. Dit standptint werd vrijwel zeker ingenomen omdat de omstandigheden waren gewijzigd ten gunste van België. In de eerste plaats was daar de zeewaartse uitbrei ding van de haven van Zeebrugge, die de buitengrenzen van de Belgische ter ritoriale zee aanzienlijk noordwaarts zou verplaatsen. In de tweede plaats vond men dat de afbakening nu moest plaatsvinden volgens het zogenaamde billijkheidsprincipe, zich beroepend op de uitspraken van het Internatio nale Hof van Justitie inzake de North Sea Shelf Cases in 1969. Hierbij werd aan Duitsland meer continentaal plat toegewezen ten koste van Nederland en Denemarken dan het land, op grond van zijn korte en ongunstig ge vormde kustlijn, toekwam volgens de geldende internationale regels. Het be roep van billijkheid baseert België op het feit dat België als gevolg van het verloop van de kustlijn en de geogra fische omstandigheden voor de Belgi sche kust slechts een continentaal plat van zeer beperkte omvang heeft. Bo vendien wordt daarvan 1/5 deel door internationale vaarroutes in beslag genomen. Nederland had in eerste instantie geen behoefte aan nieuwe onderhandelingen aangezien volgens Nederland de ambtelijke overeen stemming van 1965 als een definitieve regeling kon worden aangemerkt. Dit op grond van het feit dat de afbake- ningslijn een technische uitwerking betrof van het destijds door België er kende equidistantiebeginsel alsmede het feit dat die lijn gedurende lange tijd toepassing had gevonden in de praktijk en dus gewoonterecht was ge worden. In het kader van goed na buurschap kon echter uiteindelijk een compromis worden gevonden, waarbij Nederland bereid was een klein deel van zijn continentaal plat op te geven ten gunste van België. Eind 1994 startten de onderhandelingen tussen België en Nederland over de zijwaartse afbakening van de zeege bieden tussen België en Nederland. De toenmalige afdeling Mariene Geodesie van de Dienst der Hydrografie assisteer de het Ministerie van Buitenlandse Zaken in de berekenin gen van de grens. Voor de bepaling van de zijwaartse be grenzing van de territoriale zee is uitgegaan van het equidis tantiebeginsel zoals vermeld in Artikel 15 van UNCLOS III. Voor Nederland; werden als basislijnen gehanteerd: de laagwaterlijn l^ngs de kust van Zeeuws-Vlaanderen ten oosten van 'fjlet Zwin' (normale basislijn conform artikel 5 UNCLOS); de laagwaterlijn v^n de droogvalling Rassen overeenkom stig artikel 13 lid 1 UNCLOS. Voor België werdenjals basislijnen gehanteerd: de laagwaterlijn [langs de Belgische kust ten westen van 'Het Zwin' (normale basislijn conform artikel 5 UNCLOS); de zeewaartse uitbouw van de haven van Zeebrugge over eenkomstig artikel 11 UNCLOS. Fig. 5. Een beeldscherm van PCTrans. F B F F Een equidistantieljjn vertoont knik- en draaipunten al naar gelang de ligging van de punten van de basislijnen, die ge lijke afstanden opleveren ten opzichte van beide staten. Een belangrijk draaipunt is ontstaan, daar waar de buitengrens van de territoriale zee wordt gemeten vanaf de droogvalling 'Rassen', in plaats; van vanaf de laagwaterlijn langs de kust (art. 13 lid 1 UNtLOS). In nauw overleg met België is de equidistantielijn zo nauwgezet mogelijk benaderd door een aantal lijnen tussen coördinaten op of nabij deze lijn. Het geheel leidde tot een groot aantal punten, verbonden door delen van grootcirkels, waarmee de territoriale zeegrens tus sen Nederland en.België werd vastgelegd. De equidistantie lijn werd vastgesteld tot het meest zeewaarts gelegen punt op een afstand van twaalf zeemijlen van respectievelijk het westelijke havenhoofd van de haven van Zeebrugge en het meest westelijke punt van de droogvallingslijn van de Rassen. Gezien het grotej aantal punten dat een zuivere toepassing van het equidistantiebeginsel met zich meebrengt, is uit praktische overwëgingen, zoals toezicht op de naleving van 185 GEODESIA >999-4 File Clear Formal Help Datum UTM Merca Gnomo x,j RD x.y- UTM J Af+Az j Positie RD-Mer Snijpunt loodl lijn |crw p. Breedte: P~ F F |r~ |o|r~ Breedte: [Ü2 F [VM3S84, Gtobai Deflnüon punt voetpunt en loodlijn Geor etische lijn Breedte: Lengte: |2 jÖ loodlijn: |69438.35 15.346 |N o.ooö |T~ meter Breedte: pi- pö" pP Lengte: F-F FF voetpunt: Loxodroom Breedte: |51 |3Ö~ |0.000 fT" Lengte: rr |o 000 loodlijn: |69440.52 meter XI Exit Print all gg) jr Form 0 Ptgt fipe-n Save &s

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1999 | | pagina 27