A
centra (de «//«'/-parameters) en drie parameters voor een
constante verandering in de tijd van deze translatievector
(de /^///-parameters). Iedere keer dat de meerduidigheden
als gevolg van signaalverlies opnieuw moeten worden be
paald, dienen zes nieuwe additionele parameters te worden
opgenomen voor de daarop volgende projectiecentra. Vaak
wordt voor iedere strook een nieuwe set van zes parameters
opgenomen, omdat men ervan uitgaat dat de meerduidig
heden per strook bepaald moeten worden als gevolg van
signaalverlies in de bocht tijdens het aanvliegen van de
strook. Een bijkomend voordeel van de aanpak met addi
tionele parameters zijn de minder hoge eisen aan de datum
transformatie van de GPS-data. Wanneer geen signaal
verlies optreedt en de meerduidigheden per strook goed
bepaald kunnen worden, kunnen tenminste de driftpara
meters vervallen. Dit is het geval bij de test die hiervoor
werd beschreven. De precisie van de terreincoördinaten zal
door het wegvallen van de driftparameters verbeteren.
In de geschetste aanpak worden het aantal en de ligging van
de verbindingspunten door het gebruik van GPS niet ge
wijzigd ten opzichte van een aanpak zonder GPS. Het grote
voordeel van GPS is te vinden in de aanzienlijke reductie
van het aantal paspunten. Om de genoemde offset en drift
parameters te kunnen schatten worden meestal alleen pas-
punten aan het begin en aan het eind van de stroken ge
plaatst. Het is ook mogelijk om de paspunten te beperken
tot de hoekpunten van het blok (fig. 1). Het spreekt voor
zich dat de schatbaarheid van de additionele parameters
beter wordt naarmate de stroken uit meer foto's bestaan
(zonder dat er vaker signaalverlies optreedt). Wel wordt
aangeraden om tenminste om de zeven foto's paspunten te
gebruiken [4], Voor projecten met een grote fotoschaal
(bijvoorbeeld 1 2500) waarbij een precisie van de terrein-
punten van enkele centimeters wordt nagestreefd, zijn af
hankelijk van de eisen meer paspunten nodig [11]. De
reductie van het aantal paspunten door de inzet van GPS is
dan beperkt. Het aantal benodigde paspunten is afhanke
lijk van de kwaliteit van de GPS-gegevens (tabel 1).
Gewaarschuwd moet worden voor enkele paspunten (of
dubbelpunten) aan het begin en eind van een strook omdat
daarmee de rotatie van een strook rond zijn lengte-as
(beter: de lijn tussen de twee paspunten) niet bepaald is.
Dit is het gevolg van het opnemen van de hiervoor ge
noemde additionele parameters. Daarom worden - zoals
Fig. 8.
Verschillen tussen
GPS-coördinaten
van de projectie
centra en de
bandelvereffenings
residtaten.
dat bij conventionele blokken zonder
GPS gebruikelijk is - in een blok zon
der dwarsstroken de paspunten in de
dwarsoverlap tussen de stroken geko
zen. Het is hierbij mogelijk om een
deel van de (volledige) paspunten te
vervangen door hoogtepaspunten [1].
Conclusies
en aanbevelingen
Voor paspuntsloze fotogrammetrie
worden hoge eisen gesteld aan de kwa
liteit van de met GPS bepaalde posi
ties van de projectiecentra. In de prak
tijk kunnen paspunten vaak niet volle
dig worden gemist, zeker niet voor
fotogrammetrische projecten met de
hoogste precisie-eisen, dus met een
grote fotoschaal. Wel is met het ge
bruik van GPS een aanzienlijke reduc
tie van het aantal paspunten mogelijk,
zonder dat de kwaliteit van de foto
grammetrische puntsbepaling achter
uitgaat ten opzichte van een conven
tionele aanpak zonder GPS.
Voor kinematische GPS-metingen,
waarbij de hoogst mogelijke precisie
wordt gevraagd, wordt sterk aanbevo
len om semi-permanente referentiesta
tions op te stellen. Daarbij bestrijkt
één referentie-ontvanger een gebied
met een straal van 20 tot 30 km. Bin
nen deze afstanden kunnen de meer
duidigheden in de fasewaarnemingen
meestal probleemloos worden opge
lost. Uit de gepresenteerde testresulta
ten blijkt dat de afstanden ook groter
kunnen zijn. De haalbare nauwkeurig
heid uit codemetingen ligt op meter
niveau en uit fasemetingen op centi-
meter-niveau.
De verwerking van AGRS.NL-data
blijkt met 1 seconde tijdsintervallen in
veel gevallen problemen op te leveren.
Als gevolg van het hoge ruisniveau bij
satellieten met lage elevatie (kleiner
dan 20 graden) kunnen veel software
pakketten de data niet verwerken. Kies
daarom bij voorkeur als referentie
station en in het vliegtuig ontvangers
van hetzelfde type met betrouwbare
1 seconde registratie.
Het is van belang om rekening te hou
den met de satellietconfiguratie. Voer
de metingen uit met een minimum
van 5 satellieten met een elevatie van
1999-5
S
-20
-25
-30
-35
Fotonummer
GEODESIA
220