A Fig. 2. Hoogteverschillen tussen de eerste-fase-vereffening van de NWP5 en de huidige NAP-publicatie. daster aangeduid met RD2000) zijn door de regionale correlaties eenvou dig te beschrijven. De Rijksdriehoeks meting gebruikt intern al het nieuwe stelsel. De precisie van dit stelsel is on geveer 1 cm. Omdat met GPS over langere afstanden (bijvoorbeeld naar AGRS.NL-punten) ook dit soort pre- cisies mogelijk zijn, en het 'oude' RD1918-stelsel dm-precisie heeft en dus niet meer voldoet aan de eisen van GPS-gebruikers, overweegt het Kadas ter over gaan naar het RD2000. Wat het Kadaster betreft zal er bij voorkeur slechts een korte overgangsperiode zijn. Het idee is het nieuwe RD2000- stelsel te definiëren via een koppeling aan ETRS89 via de HTW-transfor- matieparameters en daarbij de gemid delde beweging van de AGRS.NL-sta- tions nul te laten zijn. Ir. R. E. Molendijk van de Meetkun dige Dienst van Rijkswaterstaat liet zien dat de conclusie van de bodembe- wegingsanalyse door RWS van enkele jaren geleden waarschijnlijk moet wor den bijgesteld. Door toevoeging van de metingen van de 5e Nauwkeurig heidswaterpassing is gebleken dat de beweging van de NAP Ondergrondse Merken, die als uitgangspunt worden gebruikt bij het bepalen van NAP- hoogten, iets minder is dan werd ge dacht. De verandering ten opzichte van de nu gepubliceerde hoogten (die sinds 1926 zijn vastgehouden) ligt tus sen -3 en +3 cm in heel Nederland (fig. 2). Gezien deze verschillen en de internationale discussies over een Eu ropees coördinaatsysteem kunnen drie vragen worden gesteld over de (toe komstige) definitie van het NAP: welk soort hoogten willen we in Nederland hebben (orthometrisch of normaal), wat moet (de uitgangshoogte van) het basispunt zijn, en hoe wordt omgegaan met de bewe ging van de primaire NAP-punten (Ondergrondse Merken) in de toe komst? Om aan te sluiten bij wat steeds meer Europese landen gebruiken en het Eu ropese hoogtesysteem EVS2000 dat in ontwikkeling is bij de EUREF-sub- commissie, kan voor Nederland ook een systeem van normaalhoogten wor den gekozen. Dit heeft geen effect op de huidige NAP-hoogten. Dat NAP altijd al Normaal Amsterdams Peil be tekent zou dan dus visionair kunnen worden genoemd. Als nulhoogte voor het toekomstige NAP kunnen beter één of enkele punten op de Veluwe dan het huidige punt in Amsterdam worden gekozen, omdat de Veluwe binnen Nederland een geologisch ge zien relatief stabiele regio is. Die hoog te wordt dan zo gekozen dat de nieuwe hoogte van Amsterdam gelijk is aan de hoogte in 1926. De punten op de Ve luwe krijgen in zo'n vernieuwd NAP dus een grotere hoogte door de zak king van Amsterdam in de afgelopen 60 jaar. Na de pauze werd aan de hand van een aantal stellingen over het voorgaande gediscussieerd. De discussie diende zich te beperken tot de geodetische aandachtspunten als de definitie en realisatie, maar de consequenties voor dagelijkse gebruikers door een eenma lige aanpassing (een onderwerp dat eigenlijk voor later bewaard zou wor den) kwamen toch regelmatig ter spra ke. De geodetische gemeenschap heeft de plicht hierover te adviseren, waarbij in acht genomen moet worden wat maatschappelijk acceptabel is. Vanuit de lange termijn visie op ge- bruikersbelangen werden de ideeën van de subcommissie ondersteund. Het feit dat onnauwkeurigheden in oude metingen of daadwerkelijke ver anderingen van coördinaten nu kun nen worden vastgesteld met precieze meettechnieken zou tot een nieuwe realisatie en wellicht ook definitie moeten leiden. Daarbij moet rekening worden gehouden met ontwikkelin gen die in Europa gaande zijn. Voor het NAP is een aanpassing aan wat nu bekend is dus gewenst, waarbij een goede koppeling met het verleden heel belangrijk is. Als dat goed wordt verzorgd maakt de keuze die wordt ge maakt niet zo veel uit, als er maar een duidelijke keuze wordt gemaakt. Het koppelen van een tijdstip aan een hoogtewaarde, wat voor tweede orde hoogtepunten al gebeurt en waar ge bruikers dus ook aan gewend zijn, zou voor het hele toekomstige NAP kun nen worden gedaan. Er werd wel be nadrukt dat er heel zorgvuldig aan pu blieke voorlichting moet worden ge daan, omdat het NAP ontzettend veel aandacht heeft van het publiek, waar bij ook nog wel eens misverstanden voorkomen. 240 1999-5 GEODESIA

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1999 | | pagina 30