de relatieve precisie van de GPS-
coördinaten van de projectiecentra;
de precisie van de paspuntcoördina-
ten.
In tabel 1 wordt een indicatie gegeven
van de theoretische precisie van de
planimetrische coördinaten die met een blok als in fig. 1
wordt bereikt bij een integrale vereffening van GPS- en
fotowaarnemingen [5]. De precisie van de paspunten is
daarbij gesteld op 10 |im maal het schaalgetal (3 cm voor
1 3000 en 6 cm voor 1 6000) en de brandpuntsafstand is
15 cm.
Voor wat betreft de precisie van GPS gaat het hier om de
relatieve posities van de projectiecentra binnen een enkele
strook. Hier wordt in het vervolg van dit artikel op terug
gekomen. Uit tabel 1 wordt duidelijk dat de precisie die
haalbaar is wanneer een complete set paspuntenwordt
gebruikt (ongeveer 15 (im maal het schaalgetal) met name
bij grote fotoschalen, alleen wordt geëvenaard met een ho
ge relatieve GPS-precisie. Bij grote afstanden tussen refe
rentie-ontvanger en vliegtuig deze afstanden kunnen
honderden kilometers bedragen - zal de relatieve precisie
van de projectiecentra eerder tegen de 10 cm liggen [9]. De
in dit artikel beschreven testvlucht toont aan dat een rela
tieve precisie op het niveau van enkele centimeters in de
praktijk haalbaar is. De afstand tussen beide ontvangers
bleef daarbij wel beperkt tot enkele tientallen kilometers.
Hiermee worden de uit de literatuur bekende waarden voor
de relatieve precisie van de projectiecentra van 2 tot 5 cm
bevestigd [5].
Bepaling van de posities van het
vliegtuig met GPS
Voor de uitvoering van de meting monteert men een geo
detische GPS-ontvanger in het vliegtuig met een bijpassen
de antenne. De GPS-ontvanger in het vliegtuig moet een
zogenaamde event-registratie hebben om het moment van
opname precies vast te leggen (precisie in de orde van
0,1 msec [3]), zodat later bij de verwerking de corresponde
rende posities kunnen worden berekend. Ook is het van
belang om de excentrische positievector tussen het fase
centrum van de GPS-antenne en het projectiecentrum van
de camera te bepalen. Daar de oriëntering van deze vector
ten opzichte van het WGS-84 stelsel afhankelijk is van de
vliegrichting en van de stand van het vliegtuig, dient de
oriëntering tijdens de vlucht te worden vastgelegd. Dit ge
beurt veelal met behulp van een Inertial Navigation System
(INS), maar zij kan ook uit een (voorlopige) bundelvereffe
ning worden afgeleid. Wordt gebruikgemaakt van stabilisa
tie van de luchtcamera, dan is het voor toepassingen die de
hoogste precisie vereisen bovendien nodig om rekening te
houden met de bewegingen van de camera ten opzichte van
het vliegtuig [9].
Op de grond stelt men minstens één referentieontvanger
op, maar twee of meer is beter (zie verderop). De WGS-84
coördinaten van de referentie-ontvanger(s) op de grond
Tabel 1.
Indicatie plani
metrische precisie
(gemiddelde stan
daardafwijking).
Fig. 1.
Schematische weer
gave van een blok
met dwarsstroken
(boven) en een
conventioneel blok
zonder GPS
(uit [3]).
dienen nauwkeurig bekend te zijn.
Voor de GPS-meting wordt de conti
nue kinematische (ofwel true kinema
tic) methode toegepast. Dit houdt in
dat de registratie van de waarnemin
gen met een hoge frequentie moet
plaatsvinden, meestal één meting per
seconde. Voor de oplossing van de po
sities voor deze tijdstippen kan men
kiezen tussen twee methoden:
differentiële GPS uit codemeting
(ofwel: DGPS);
relatieve positie uit fasemeting.
DGPS is een robuuste maar minder
nauwkeurige methode. Bij een redelij
ke satellietconfiguratie mag men een
nauwkeurigheid van enkele meters
verwachten. De fasemeting is minder
robuust als gevolg van het oplossen
van de meerduidigheden en vasthou
den op integerwaarden over langere
afstanden, maar heeft een hogere
nauwkeurigheid van enkele centime
ters tot een decimeter. In tegenstelling
tot codemeting is de afstand bij fase
meting tussen het referentiestation en
het vliegtuig beperkt tot 20 a 30 km.
Het is dus verstandig om in een groter
gebied meer dan één referentiestation
op te stellen om de afstand tot een re
ferentie-ontvanger niet te groot te la
ten worden en om eventuele uitval van
een referentie-ontvanger te kunnen
opvangen. Bij verwerking van fase
metingen worden door het vormen
216
1999-5
GEODESLA
Fotoschaal
13000
16000
Blok zonder GPS
GGps 3 cm
GGps 9 cm
4'/2 cm
41/2 cm
6 cm
9 cm
8'/2 cm
10 cm
1 Een complete set
paspunten bestaat
uit een combinatie
van volledige pas
punten langs de
randen van een blok
en hoogtepaspunten
in het blok. Zie [3]
voor nadere infor-
modelbreedte -
Paspunt
(RD-coördinaten en NAP-hoogte)
H Hoogtepaspunten
(NAP-hoogte)