Kwaliteit van waterpasbaken Een overzicht van 7 jaar kalibreren surveying, instruments, survey landmeetkunde, instrumenten, overzicht In 1986 is in overleg met de afdeling NAP van de Meet kundige Dienst (MD) van de Rijkswaterstaat een onder zoek gestart naar de mogelijke bouw van een kalibratie- bank voor precisiewaterpasbaken. De behoefte daaraan was ontstaan uit vermoede onzekerheden in de streep- verdelingen. Dit onderzoek heeft geleid tot het ontwerp en de bouw van een kalibratiebank [1] op de Faculteit der Geodesie van de TU-Delft. In januari 1992 werd de kali bratiebank (fig. la en lb) in gebruik genomen. Doordat de automatische streepsensor niet zo goed werkte als ver wacht moest in het begin de streepverdeling met behulp van een microscoop - en dus tijdrovend en inspannend - gekalibreerd worden. In maart 1994 werd een nieuwe streepsensor in gebruik genomen (zie fig. 7a en 7b) waar door de streepverdelingen van waterpasbaken sindsdien automatisch gekalibreerd kunnen worden [2]. Inmiddels zijn er 7 jaar verstreken en zijn er 449 officiële kalibraties uitge voerd. Dit is veel meer dan vooraf werd ingeschat. Er werden 101 baken meerdere keren gekalibreerd (peilda tum 1 januari 1999) en 3 baken zelfs 5 keer! Met die resultaten is het mogelijk om een eerste kwaliteitsanalyse van waterpasbaken uit te voeren. In dit artikel wordt eerst ingegaan op de controle van de nauwkeurigheid van de kalibratiebank. Daarna wordt een kort overzicht gegeven van de kali braties per jaar en een analyse van ba ken met afwijkingen groter dan 30 mi cron (1 micron 0.001 mm). Vervol gens worden enkele bijzondere kali- bratieresultaten getoond en wordt een poging gedaan verouderingsverschijn selen van invar te analyseren. Tot slot wordt nog ingegaan op de vraag of en hoe frequent baken gekalibreerd moe ten worden. mg. M. M. Kremers, technisch mede- werker onderwijs en onderzoek, Subfaculteit der Geodesie van de Technische Universiteit Delft. Controle op de nauwkeurigheid van de kalibratiebank De kalibratiebank kan worden vergeleken met de inter nationale meterstancjaard met behulp van een zelfgemaakte referentiebaak van 3 meter. De referentiebaak bestaat uit een kokervormig aluminium profiel met een vrijwel wrij vingsloos horizontaal opgelegde invarstrip voorzien van een cm-streepverdeling. pe strip wordt strak gehouden met een veerspanning van 3 ON. De referentiebaak is; op 16 oktober 1994 door het Neder lands Meetinstituut'(NMI) gekalibreerd met meetmidde len die herleidbaar zijn naar internationale standaarden. De standaardafwijking van de gemeten posities door het NMI is 1,4 micron 0,1 micron/meter. In fig. 2 is het verschil te zien van de meting yan de referentiebaak door het NMI en een meting op de kalibratiebank van 15 januari 1999. De verschillen zijn minjmaal en geven geen aanleiding de refe rentiebaak opnieuw de laten kalibreren door het NMI. Om de referentiebdak van 3 meter te kunnen kalibreren moet de opstelling tamelijk ingrijpend veranderd worden. Om toch een snelle dussentijdse controle te kunnen uitvoe ren is gekozen voor een extra referentiebaak, namelijk een oude 2-meter aluminium invar-waterpasbaak van Nedo. Doordat deze baak niet helemaal recht is en doordat de veerspanning niet gecontroleerd kan worden zijn de ver schillen bij de herhalingsmetingen iets groter dan bij de 3-meter referentiebaak. In fig. 3 zijn de rq'sultaten te zien van kalibraties van de 2-meter referentiebaak vanaf 4 januari 1993. De kalibratie- resultaten verschillen onderling maximaal 17 micron. Er is geen systematisch verloop in de resultaten geconstateerd. Gezien de mogelijke nadelen van deze baak lijken de ver schillen heel redelijk. De resultaten van de kalibraties worden weergegeven in de vorm van polynomen (zie tweede kader) omdat daarmee de correcties eenvoudiger te beschrijven en te vergelijken zijn. 265 GEODESIA 1999-6 KEYWORDS TREFWOORDEN

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1999 | | pagina 11