GIS-product
uit Moergestel:
een selectie van de
uit 1832, gemaakt
met GIS-pakket
HAZA-GOED.
het verleden en dat de kadastrale atlas dus geen eindpunt is
maar een begin.
Het verhaal van dr. Hans Mol, van de Frieske Akademy
bewees deze stelling. Met behulp van overheadsheets liet hij
zien dat uit het grondbezit van het verre verleden is af te lei
den welke rol de adel, de kerk en de kloosterordes hebben
gespeeld in de ontwikkeling van het land en hoe weinig er
in de loop van de jaren in dit bezit is veranderd. De oude
basiseenheid "de Zaete" en de verwerking van de stem- en
florijnkohieren geven duidelijke indicaties en maken het
mogelijk het grondbezit van 1700, toen alle gebruikers en
eigenaren zijn genoteerd, te vergelijken met dat van 1832
(de kadastrering) en van 1850, waarvan ook nog kohieren
bestaan. De oudste gegevens over de Friese huizen zijn zelfs
tot 1640 op te sporen. Ook Mol prees de computer als
medium om de massa gegevens beter met elkaar te kunnen
vergelijken.
Woonhuizen, krotten en hangende
studiezalen
Drie deskundigen lieten hun licht schijnen op de histori
sche woonhuissituaties van Den Bosch, Leiden en Middel
burg.
Ir. H.W. Boekwijt (bouwhistoricus van de dienst bouwhis-
torie, archeologie en monumenten van Den Bosch) liet de
deelnemers (toen de projector het eenmaal deed) genieten
van de historische veranderingen in de bouw van de stan-
Gevelstenen
uit Sittard.
daard Bossche huizen, waarvan thans
nog steeds veel is te herkennen. Verge
lijking van de oude kaarten van Jacob
van Deventer uit circa 1560 met de
kadastrale minuutplans uit 1832 geeft
de ontwikkeling van de stad weer. Als
bouwhistoricus legde Boekwijt de na
druk vooral op de methode van bou
wen, verbouwen en onderkeldering,
en de evolutie van houten skeletbouw
naar de uiteindelijke bouw van stenen
huizen, (hoe groter de stenen hoe ou
der het huis). De kadastrale kaart gaf
uitsluitsel over de vraag welke gebou
wen nu nog op de oude kavelindeling
zijn gebouwd. In de nabije toekomst
zal ook de digitale basiskaart worden
betrokken bij de reconstructies.
Kees van der Wiel (historicus en jour
nalist) was bij zijn onderzoek naar de
bevolking van de zeventiende-eeuwse
Leidse Wevershuisjes op veel armoede
en uitbuiting van de werkende klasse
gestuit. Hoewel sinds het ontzet van
Leiden de stad een enorme groei door
maakte, waarbij de textielnijverheid
een grote rol speelde, betekende dit
nog geen welvaart voor iedereen. Veel
buitenlandse werknemers werden naar
Leiden gelokt om aan de vraag naar
producten te voldoen. Veelal vonden
ze een onderkomen in een massa (klei
ne) huisjes die voor dat doel werden
gebouwd door de eerste "projectont
wikkelaars". Maar de armoede bleef.
Alleen de huisjesmelkers werden eerst
wat rijker, maar helaas, toen de textiel
het niet zo goed meer deed en ook de
pest nog eens toe sloeg, gingen velen
■iass*»' - dfr m<r.
1999-6
GEODESIA
Y t
286