Uil <k Com £2
A
Het gebied was ongeveer 1500 km
lang en 600 km breed en moest in vier
jaar op schaal 1 50 000 gekarteerd
worden. Het strekte zich uit van Great
Slave Lake tot de Mackenzie Delta
(N.W. Canada) waarbij de rivier die
daar uitmondt het gebied van ZO
naar NW ongeveer doormidden
snijdt. Oorzaak was de vondst van
aardolie en gas in de delta. Aanleiding
was de zorg van de lokale bevolking
over de mogelijke gevolgen van de
aanleg van pijpleidingen door het dal
van de rivier voor de migratie van de
kuddes kariboe en ander wild en de ui
terst fragiele flora waar hun levenson
derhoud van afhangt. Om deze per
ceptie te objectiveren had de bevol
king om een onafhankelijk onderzoek
gevraagd en dit leidde tot de baan
brekende publieke enquête van rechter
Berger.
Baanbrekend omdat het de eerste keer
was dat de olie-industrie met feiten
moest aantonen dat de zorg van de be
volking ongegrond was, een "tall or
der" zoals men dat daar noemt. Het
vereiste een kolossale inspanning van
engineering research want men vond
al snel uit dat het bouwen van pijplei
dingen in en op de permafrost een niet
triviaal probleem is waar men opmer
kelijk weinig vanaf wist.
Voor de geodeten en kartografen was
het ook een baanbrekende klus. De
planning nam ongeveer zes maanden
in beslag en het eerste veldwerk begon
in de zomer van 1968. Er zit slechts
drie maanden tussen de "break-up" en
de "freeze-up" van de meren. Het team
bestond uit ongeveer 80 personen, van
geodeten en fotogrammeters tot heli
kopter- en vliegtuigpiloten, navigators,
luchtfotocameramensen, koks, kwar
tiermakers enzovoorts. De hele zaak
werd gestuurd vanuit een basiskamp
dat uit oogpunt van efficiëntie gedu
rende het seizoen twee keer verplaatst
moest worden, een hoogstandje logis
tiek in dat gebied als je het dagelijkse
veldwerk niet kunt onderbreken.
Mijn taak bestond uit het bepalen van
Ofschoon technisch niet moeilijk was
mijn taak in het terrein niet zo een
voudig. In de eerste plaats is het bepa
len van Laplacepunten een tijdroven
de zaak omdat je in die tijd van het
jaar slechts een zeer beperkt aantal
sterren in het schemerlicht van de arc
tische "nacht" kunt waarnemen en bij
de minste sluiernevel zijn die ook niet
meer zichtbaar. Ook is het geconcen
treerd volgen van een ster op een mi
crometerdraad van de Wild T4 in een
wolk bloeddorstige vliegen en muggen
zelfs onder de beste omstandigheden
een ongemene test van zelfbeheersing
en plichtsbesef. Verder zijn de zijden
van de quadrilaterals die de aerodist
meet ongeveer 80 tot 100 km lang zo
dat je een azimuth van zo'n lijn slechts
kunt bepalen vanuit tussenpunten, en
dat vereiste tenminste twee opstellin
gen. Ik bracht dus mijn tijd door in de
oorverdovende stilte van "fly-camps"
in de taiga en het daaraan grenzende
middengebergte, geduldig wachtend
op heldere hemel en het verhoren van
mijn dagelijks schietgebed dat mijn
richtlampen 50 km verderop aan zou
den gaan.
Maar het punt van mijn verhaal is niet
zo nostalgisch als het tot nu toe mis
schien overkomt. Het gaat om het feit
dat ik behoorlijke heibel had met een
Engelse geodesieprofessor. Die riep
mij tijdens zijn sabbatical in onze
dienst op zijn wetenschappelijke matje
om mij mee te delen dat "we" er in
Canada (hij bedoelde geloof ik de ko
loniën) niets van begrepen en dat "we"
Black's methode van simultane lengte,
breedte en azimuthbepaling op hoge
breedtes moesten toepassen. Nu was
ik in '63 afgestudeerd met een (nog
steeds) dierbare maat die op die me
thode zijn ingenieursscriptie had ge
schreven. Ik vroeg hem per brief drin
gend zijn scriptie toe te sturen. Aange
zien de post toen nog niet was gepriva
tiseerd en hij natuurlijk het grote be
lang van mijn verzoek direct inzag
ontving ik zijn technisch wetenschap
pelijke baby dan ook prompt tien da
gen later.
Het is een elegante methode. Er kleeft
echter een praktisch probleempje aan.
Op hoge breedtes kun je slechts veld-
astronomie uitvoeren als het er bijna
permanent licht is, namelijk in drie
korte zomermaanden. Om het beperkt
aantal zichtbare sterren op een micro
meter te kunnen volgen ben je aange
wezen op lokale meridiaandoorgangen
want dan kun je het (horizontale) ster
renpad vrij nauwkeurig anticiperen.
Als je buiten de meridiaan waarneemt,
wat een vereiste is voor Black's metho
de, lopen die bijna onzichtbare sterren
onder allerlei vervelende hoeken door
het objectief en wordt het betrouw
baar volgen vrijwel onmogelijk.
Ik nodigde onze wetenschappelijke
gast uit voor een veldbezoek waaraan
hij inderdaad gevolg heeft gegeven.
Een paar maanden later verscheen er
een artikel van zijn hand in een weten
schappelijk tijdschrift met een prachti
ge beschrijving van die methode, ech
ter niet ondersteund door feitelijke
waarnemingen in hoge breedtes. Daar
heb ik toen een passend ingezonden
artikeltje over geschreven.
Ik moest aan deze anekdote denken
toen ik onlangs een Delftse weten
schapper hoorde zeggen dat het ver
schil tussen hun onderzoek en dat van
het ITC lag in de diepte van het we
tenschappelijke niveau, waarbij ik de
indruk had dat hij dat van Delft dieper
en wetenschappelijker vond. Dat
klonk wat elitair. Voor mij was een
van de belangrijkste lessen tijdens
mijn studie in Delft dat de kern van
onderzoek ligt in de kwaliteit van de
vraagstelling die tot een nulhypothese
azimuth-controle
voor het aerodist
trilateratienet dat
werd gebruikt ter
levering van de
geometrie voor de fotogrammetrische
opname. Ik ben mij ervan bewust dat
dit voor de Doppler- en GPS-genera-
tie van geodeten een methode uit de
grijze oudheid is, zoiets als het astro
labium voor mij. Maar daar veront
schuldig ik mij niet voor want toen
was aerodist een buitengewoon effi
ciënte techniek waar grote delen van
de wereld mee in kaart gebracht zijn,
onder meer door KLM Aerocarto.
350
1999-7/8
GEODESIA