Uil de tae püis gz A Als u dit leest is de zomervakantie ach ter de rug en zit u met nieuwe energie uw e-mails af te werken. Een bezigheid die ik zelf hoofdzakelijk ervaar als een vorm van tirannie, vermoedelijk uitge vonden door wraakzuchtige secretares ses die vroeger dit soort werk zonder pc voor hun bazen deden. Mijn zomer begon spannend met een drie weken durende workshop op het gebied van 'privatisation, regulatory reform and corporate governance', moeilijk te vertalen woorden, vandaar de aanhalingstekens. Nu kan ik mij voorstellen dat de vraag bij u opkomt wat Groot bezield heeft om aan die onderwerpen een deel van zijn zomer op te offeren. Het antwoord is voor de hand liggend, leest u maar verder. Het gaat de nationale karteringsbedrij- ven (NKB's) van de klanten-landen van het ITC in het algemeen niet van een leien dakje. Ze hebben bijna alle maal grote problemen met het invoe ren van de informatietechnologie en het daarbij behorende pakket van marktsegmentatie en productdiversi teit. Klantgericht zijn is ook voor hen aan de orde van de dag en de daarvoor nodige rationalisering van hun organi saties komt slechts zeer langzaam van de grond. Tegelijkertijd is er een groei ende GIS-capaciteit die het mogelijk maakt substituut basisproducten te maken als de NKB niet tijdig en effi ciënt aan zo'n vraag kan beantwoor den. Dit veroorzaakt vanuit het stand punt van de samenleving twee econo mische inefficiënties. Ten eerste kan het maken van substituut-producten een verregaande duplicatie zijn en in de tweede plaats vermindert het ge bruik van een niet consistent geogra fisch referentiekader de toegankelijk heid en multidisciplinaire bruikbaar heid van het resultaat. In een informa tiemaatschappij is nu juist efficiënte toegang tot en het delen van bestaande bestanden van economisch belang. Het is dus belangrijk dat NKB's in novatief, doeltreffend en efficiënt functioneren. Ervaring in de laatste vijftien jaar leert dat dit als gewone overheidsdienst, afhankelijk van de door het parle ment toegewezen jaarbudgetten en an dere wettelijke beperkingen zoals die van het overheidspersoneelsbeheer in feite buitengewoon moeilijk te realise ren is. Daarom wordt er in de eerste- wereld-landen binnen de mogelijkhe den van privatisering en andere vor men van verzelfstandiging naar nieu we statutaire mogelijkheden gezocht om betere randvoorwaarden te schep pen die motiverend zijn voor manage ment en de organisatie om de opge dragen taken efficiënt uit te voeren. In een aantal landen is dat ook gelukt, onder meer bij het Nederlandse Ka daster. De Wereldbank en andere internatio nale geldschieters zijn de mening toe gedaan dat de overheid per definitie inefficiënt is en zich daarom vooral niet moet bezighouden met zaken die door ondernemers gefinancierd en uit gevoerd kunnen worden. Nu is die mening redelijk overeind te houden als het gaat om hotels of slachterijen die ooit in slechte tijden zijn overgenomen door een overheid om werkeloosheid te voorkomen en die daarna bijna nooit zonder ruime subsidies hebben kunnen functioneren onder leiding van politiek benoemde zetbazen. Lucht - en zeehavens en nutsbedrijven worden echter ook geacht met grotere doelmatigheid te kunnen functione ren buiten de beperkingen van een normale overheidsdienst. Dat blijkt onder bepaalde omstandigheden, waarover ik nu niet zal uitweiden, ook waar te zijn. Er is een groeiende litera tuur die dit empirisch aantoont. Een gevolg daarvan is weer dat landen die afhankelijk zijn van internationale geldschieters geconfronteerd worden met nevenvoorwaarden voor hun le ningen die een afnemende omvang van het overheidsapparaat voorschrij ven. Dus komt de vraag tot privatise ring via beleidsmakers onder meer te recht bij de directeuren van NKB's die eigenlijk geen goed onderbouwd ant woord kunnen geven dat wat verder gaat dan dekking zoeken achter een wettelijk mandaat of nationale veilig heid. Als zij goed zouden functioneren is dit standpunt misschien haalbaar. Is dat niet het geval, dan kan privatise ring zoals eerder opgemerkt ook ge zien worden als een mogelijkheid de organisatie beter te laten functioneren onder nieuw zakelijk management en onder een andere wettelijke status, zo als die van een privé-onderneming. Dat is op zich ook in derde-wereld landen niet onaannemelijk. NKB's zijn wat betreft hun kernactiviteiten in economische zin 'natuurlijke mono polies', die in principe een andere wet telijke status en doelstellingen kunnen hebben dan als operationeel onderdeel van een ministerie. Dat leidt echter wel tot de vraag hoe, hoever en door wie dit monopolie gereguleerd moet worden om bijvoorbeeld te voorko men dat het economisch misbruik maakt van deze machtspositie. Mijn deelname aan de bovengenoem de workshop was primair om inzicht te verkrijgen in de doelstellingen en randvoorwaarden die moeten bestaan om een bepaalde vorm van privatise ring of beter gezegd grotere mate van onafhankelijkheid voor NKB's te be reiken met nadruk op ontwikkelings landen. Het doel is het vinden van op lossingen die management en organi satie sterker motiveren om in alle op zichten efficiënt en innovatief te func tioneren. De workshop was leerzaam en informatief, vooral door de kwali teit van de docenten, alle internationa le coryfeeën uit overheden, academia, het bankwezen, multinationals en niet te vergeten de 55 deelnemers uit 34 landen die elk ook vanuit hun ervaring waardevolle bijdragen hebben gele verd. Inderdaad een spannend begin van mijn zomer die ik nu voortzet aan de Baai van Fundy in Nova Scotia. Ik kijk uit op ongeveer achttien meter ge- tijverschil dat twee keer per etmaal de baai vol en leeg doet lopen. Superlatief en betrouwbaar of er nu geprivatiseerd wordt of niet; een bevrijdende gedach te voor de zomervakantie. 398 1999-9 GEODESIA

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1999 | | pagina 44