Met een grondeigenaar kan worden afgesproken de niet- agrarische meerwaarde slechts gedeeltelijk te vergoeden, als hem een andere vorm van compensatie kan worden ge boden. De uitkomsten van de onderhandelingen kunnen worden vastgelegd in een overeenkomst, waarmee het plan van toedeling en de bijbehorende lijst van geldelijke rege lingen rekening zal houden. Voor de planontwikkelaar is het dus van belang zijn onder handelingspositie te versterken. Dit kan bijvoorbeeld door een gunstig ruilaanbod te doen. Daarmee kan de continuï teit van het bedrijf van de ondernemer gewaarborgd zijn. Sommige gemeenten volgen deze methode al in de prak tijk. Het aanbod kan aantrekkelijker worden gemaakt door het te koppelen aan andere zaken. Het kan dan bijvoor beeld gaan om het toezeggen van middelen uit specifieke subsidiepotjes, vrijstelling van overdrachtsbelasting volgens het regime van de Landinrichtingswet, publiekrechtelijke medewerking aan het in gebruik nemen van de nieuwe locatie (bijvoorbeeld ten aanzien van vergunningverle ning), een bereidheid om het plan op detailniveau te wijzi gen, een eventuele inpassing van de boer in het plan met een vorm van stadslandbouw, enzovoort. Zeker bedrijven waar hervestiging of aankoop van vervangende grond een probleem kan opleveren, zullen zo sneller over de streep kunnen worden getrokken. Los van de mogelijkheid van het incasseren van de niet-agrarische meerwaarde, kan de toedeling voor de planontwikkelaar mogelijk een rol spelen bij het in handen krijgen van de grond en daarmee van de zeggenschap op de nieuwe locatie. Voor de planontwikke laar wordt daardoor de planning van de uitvoering eenvou diger en wordt het eenvoudiger het plan op de door hem gewenste wijze te ontwikkelen. Toch zullen de onderhandelingen niet altijd wat opleveren. Bedrijven die niet willen hervestigen (dit kunnen bijvoor beeld hobbyboeren zijn), zullen niet gevoelig zijn voor een ruilaanbod. Zij zullen óf de volledige niet-agrarische meer waarde vergoed willen hebben óf de eigen grond willen be houden bij de toedeling (dit zal vooral bij 'rode' functies spelen), en er kunnen meer complicaties zijn. Allereerst lig gen de bevoegdheden inzake de herverkaveling als regel niet bij de planontwikkelaar zelf. Er moet maar worden afge wacht of in het plan van toedeling wordt voldaan aan de wensen van de planontwikkelaar. Overeenkomsten zeker als ze in overleg met de landinrichtingscommissie zijn ge maakt - zullen als regel wel worden gerespecteerd, echter een boer die de grond op de te ontwikkelen locatie graag zelf wil houden, krijgt in de huidige praktijk al snel de grond daar toegewezen. Een tweede complicatie kan de proceduretijd zijn. Een planontwikkelaar zal soms niet kunnen wachten op een plan van toedeling. Mogelijk dat de herziene Landinrichtingswet wat dit laatste betreft min der nadelen heeft. Organisatie Vaak is de planontwikkelaar de lokale overheid. Bij het ma ken van het plan van toedeling en ruilverkavelingsovereen komsten spelen het Kadaster en de DLG van het ministerie van LNV een belangrijke rol, maar daarnaast ook andere intermediars. Het kan voor een planontwikkelaar aantrekkelijk zijn als in de stadsrand gebruik wordt gemaakt van de dien sten van Kadaster en DLG. Hun blik veld gaat verder dan de gemeentegren zen. Mede door hun deskundigheid en hun gegevensbestanden zouden zij een vrij goed beeld kunnen vormen van de grondmarkt in de regio. Daardoor kunnen zij de planontwikkelaar hel pen met het voorbereiden van een ruilaanbod aan een lokale grondeige naar. Kadaster en DLG (die zelf al over veel grond beschikt) zouden zo een soort grondbankfunctie kunnen vervullen. Verschillende rollen zijn daarbij denkbaar: op verzoek ruilgrond verwerven; de planontwikkelaar op verzoek in formatie over mogelijke ruilgrond geven. Dreigende verstedelijking. Ter ondersteuning van bovenstaande rollen zou een databank kunnen wor den ontwikkeld, waarin is aangegeven waar potentiële ruilgrond beschikbaar is of kan komen. Het kan dan bijvoor beeld gaan om gronden die nu in han den zijn van de overheid en tijdelijk worden verpacht of om ver weg lig gende veldkavels. Een tweede onder steunende rol aan de planontwikkelaar kan liggen op het terrein van het sig naleren van ontwikkelingen op de grondmarkt. Informatie over bijvoor beeld partijen die actief grond verwer ven of huidige eigenaren die elders grond verwerven, kan relevant zijn voor de planontwikkelaar voor het be palen van een strategie voor de plan uitvoering. Conclusies De vraag die centraal staat in deze bij drage, is of er een toegevoegde waarde 420 I999-10 GEODESIA

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1999 | | pagina 10