Fig. 6. Geologische kaart waarin de diepte- ligging van de top van hetpleistoceen is weergegeven. genereert nieuwe informatie waaruit nieuwe inzichten ont staan en meer detaillering mogelijk is. Een 2D-kaart is daardoor niet alleen een selectie uit vele gegevens, maar heeft ook in de tijd beperkingen: het is slechts een mo mentopname. Een geologische kaart uit de jaren zestig is voor ons een stuk antiek. De bodem verandert niet, maar het inzicht erover wel. We weten inmiddels zoveel meer. Breuken blijken anders te liggen dan we dachten, en over de verbreiding en diepteligging van lagen kunnen we nu ook veel meer zeggen. Bovendien onderscheiden we tegen woordig meer lagen, simpelweg omdat we nu pas weten dat ze er liggen. Daardoor ben je nooit klaar: de behoefte aan nieuwe gegevens blijft. In een database is het gemakkelijk de nieuwste gegevens en inzichten te verwerken, zodat hij altijd de laatste stand van de wetenschap weerspiegelt". Samenwerking In Nederland zijn verschillende organisaties actief met het karteren van de bodem en de ondergrond. Van Bracht: "Vroeger waren er wel overlappen en was er in veel gevallen sprake van concurrentie. Die overlappen zijn langzaam ver dwenen, en daarmee de concurrentie ook. Nu is er veeleer sprake van een constructieve samenwerking tussen de ver schillende partijen die geo-informatie produceren, uiteen lopend van de Topografische Dienst en de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat, tot het Kadaster". Het Staringcentrum maakt onder andere de bodemkaart van Nederland. Van Bracht: "Dat is een voorbeeld van een nuttige verdeling van werkzaamheden. Zij houden zich be zig met de bodem, dat is de bovenste 120 centimeter. Hun aandachtsgebied is het bodemvormende proces en de pro cessen die van belang zijn voor de plantengroei, de aan wezigheid van plantenresten en organische stoffen bijvoor beeld. Wij richten ons op de niet-bodemkundige aspecten van de ondergrond. Daarvan beschrijven wij de basismate rialen, de korrelgroottes en de structuren. Zij zijn dus volle dig complementair aan ons. Misschien lijkt het feit dat zij een Grondwatertrappenkaart van Nederland maken op een overlap met de afdeling Grondwater. Het Staringcentrum classificeert hierbij het grondwaterniveau onder andere op grond van bodemkundige gegevens. Ze gebruiken hierbij ook gegevens uit OLGA van het NITG-TNO, maar voegen daar hun eigen invalshoek aan toe. Een goede samenwerking voorkomt zo dubbel werk". Digital geological information offers many new possibilities The task of the Netherlands Institute of Applied Geo-science is to collect, process and distribute data of the (hydro)geolo- gical situation of the subsoil of land and sea area of the Netherlands. For collec ting data, many different techniques are used. Advancing automation will gra dually replace the old style two-dimen sional printed maps by a threedimen- sional layer model, from which users can make any selection they want. "In de traditionele landkartering is een enorme kennis over de Nederlandse ondergrond verwerkt. Die samengebalde informatie maakt de kaarten minder toegankelijk voor niet- geologen. Veel gebruikers willen weten hoe dik een bepaal de zandlaag is, of er matig fijn of matig grof zand in een pakket zit, wat de bijmenging is en welke mineralen er in aanwezig zijn. In de ouderdom en het ontstaan van lagen zijn ze minder geïnteresseerd. We zijn momenteel bezig de indeling van lagen in de ondergrond in die geest te herzien. De herziening moet tegelijk leiden tot een uniforme code ring van de verschillende eenheden, zodat de inhoud van de DINO-database eenduidig is. Vanuit DINO als database moet het digitale lagenmodel dat we min of meer naar het voorbeeld van het grondwatermodel REGIS gaan ontwik kelen, worden gevoed met kwalitatief hoogwaardige data. Het volstrekt nieuwe is, dat we een echt ruimtelijk lagen model willen inrichten. Het is onze bedoeling dat de klant in de toekomst over elke willekeurige plek in de ondergrond van Nederland informatie kan opvragen met betrekking tot de inhoud en classificatie van het sediment. De gebruiker moet het pakket waarin hij is geïnteresseerd 'eruit kunnen lichten' om het goed te kunnen bekijken. De selectie die de klant wil zien, hoeft geen geologische eenheid te zijn. Als een pakket zand en klei bevat, kan de gebruiker ervoor kiezen om alleen de verbreiding van het kleipakket te zien te krijgen. In deelgebieden werken we al zo. Het is de bedoeling om ook het bestaande kaartmateriaal en de be staande geologische kennis te digitaliseren, en in het model onder te brengen. Het zal duidelijk zijn dat dit een enorme softwareklus is. Bovendien stelt de 3D-benadering van een groot gebied enorme eisen aan de rekenkracht van de com puter". 430 1999-10 GEODESIA Summary Jan Ebbing, sectiehoofd Geo-Kartering Noord-Oost Nederland: "Een echt ruimtelijk lagenmodel"

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1999 | | pagina 20