Uil de Pmw pofa
A
We hadden onze tenten opgezet op
een grindbank ongeveer 25 m boven
de laagwaterlijn waar we met onze
kajaks in flarden mist waren geland.
Geen luxe, rekening houdend met een
getijverschil van zowat 18 m. Achter
deze bijna 200 m lange grindbank lag
een brakke lagune, bij laagwater ge
voed door een rivier en bij vloed door
het zoute water uit de Bay of Fundy
(Nova Scotia, Canada) dat bij opko
mend getij de vriendelijk kabbelende
rivier met kolossaal geweld de verkeer
de kant op liet stromen en daarbij de
lagune ongeveer tienmaal vergrootte.
Aan weerszijden van de rivier waren
heuvels begroeid met gemengde coni
feren en loofhout. Het landschap
maakte een ongerepte indruk, wat ons
een gevoel gaf de eersten te zijn die het
mochten zien.
Bij een latere verkenning van de grind
bank bleek dat gevoel onterecht te
zijn, want we vonden resten van uit
grote balken opgebouwde kades. Ver
der waren er ook zeer duidelijke spo
ren van twee smidses die uit de vorige
eeuw moesten stammen, want er lagen
veel gesmede spijkers van allerlei leng
te, herkenbaar door hun vierkante
koppen. We vonden ook een vorm die
duidelijk gebruikt was voor het gieten
van ronde ijzeren staven waarvan er
nog een aantal, met een half oog aan
het eind uit de kaderesten stak. Dat
duidde weer op het aanhaken van be
duidend zware objecten in de lagune.
Op de kaart was deze plek aangegeven
als Eatonville. Onze gids liet echter
weten dat dit oorspronkelijk een ne
derzetting was waar de ambachtslieden
en arbeiders woonden, die op deze
plek schepen bouwden tussen 1850 en
1910. De behuizing was echter totaal
overgroeid en niet direct toegankelijk.
Onze vier dagen durende tocht per
zeekajak bracht ons alles wat de Bay of
Fundy te bieden heeft: spectaculaire
klippen, mist, regen, harde wind en
zon, en vooral het nukkige gedrag van
de golven onder invloed van getij en
wind. Niet een omgeving waar je je
mee inlaat zonder ervaren gidsen. Na
de kajaktocht en
op de terugweg
liepen we binnen
in een piepklein
en intiem mu
seum, 'Het Zeiltijdperk' genaamd.
Het is gehuisvest in een mooi geres
taureerd Methodistenkerkje en geeft
een prachtig beeld van het economi
sche belang van de scheepsbouw langs
de kust van Fundy. Er hing ook een
ongeveer 30 x 40 cm grote zwart/wit
foto van een complex van huisjes, een
houtzaagmolen en een aantal barken
in aanbouw. Een en ander voor en aan
een brede grindbank. Het was duide
lijk dat dit onze camping was geweest
ofschoon mijn echtgenote zich pas
overtuigd voelde nadat zij, zoals een
geoloog betaamt, de klippen die de
plek omringden goed had bestudeerd
en herkend.
Het was een leuke ontdekking en het
werd ons in dat museum duidelijk dat
Eatonville eens een belangrijke en be
drijvige plaats is geweest met scholen
en andere dienstverlening. Naar aan
leiding van allerlei foto's, tekeningen,
kasboeken en journaals werd het dui
delijk dat de economie van de plaats
een jaarlijkse cyclus was, die begon in
de winter wanneer de mannen in de
bovenstroom van de rivier bomen
hakten, die in het voorjaar met het
smeltwater van de sneeuw naar de la
gune afzakten. Daar werden ze door
een grote zaagmolen verwerkt tot bal
ken en planken voor de scheepsbouw
die lokaal in de lagune plaatsvond. De
schepen werden afgemaakt tot het zet
ten van de masten en daarna naar Yar
mouth of Saint John gevaren om afge
werkt te worden voor de vaart.
De resten van de kades die wij gezien
hadden, bleken de hoofden te zijn
waartussen een soort sluis de water
hoogte in de lagune beheerste. Kielen
werden gelegd bij een vrijwel droge la
gune en naarmate het werk vorderde,
werden rompen drijvend afgewerkt.
Het bleek dat er per jaar vier tot zes
barken werden gebouwd. Het bleek
ook dat Eatonville geen uitzondering
was. Bijna elke rivier die in Fundy uit
mondt en waar de ruimte bestond om
een dergelijke activiteit te ontwikkelen
had een kleine scheepsbouwindustrie
die op dezelfde wijze georganiseerd
was. Dat waren er tientallen en daar is
nu niets meer van over.
We vroegen ons wel af waar het ijzer
voor de smidses vandaan kwam. We
hebben daar thuis een mooi 'reference
book' voor, namelijk Dawson's Aca
dian Geology (1860). De kaart van
Acadia, (de huidige provincies Nova
Scotia, Prince Edward Island en New
Brunswick) die aan het boek is toege
voegd, geeft inderdaad ijzermijnen aan
in datzelfde gebied. Maar deze kaart
heeft, afgezien van wat schamele topo
grafie als achtergrond, de grenzen van
de 'counties' en het 'township' sys
teem dat de grondslag is voor de land-
beheer in dit deel van de wereld. Het
mag dan zo zijn dat economische acti
viteiten komen en min of meer spoor
loos verdwijnen, het genoemde land-
beheersysteem is nog steeds actueel en
bevindt zich nu mooi gedigitaliseerd
in bestanden die dagelijks bijgehou
den, verhandeld en gebruikt worden
voor allerlei nieuwe economische ini
tiatieven. Toch iets om in gedachten
te houden als er getwijfeld wordt aan
het belang van toepasselijke en besten
dige kadasters en andere landregistra-
tiesystemen.
Overigens wist één van onze kajakgid-
sen te vertellen dat hij in Australië in
een scheepvaartmuseum een scheeps-
anker had gezien met een mooie bron
zen plaquette waarop stond dat het af
komstig was van een bark gebouwd in
Eatonville Nova Scotia. Het genoem
de schip was voor de kust van Austra
lië gestrand.
446
I999'10
GEODESIA