vraag aan de orde hoe verantwoordelijk
het is om met de ontwikkeling van die
kennis door te gaan.
Waken voor arrogantie
Dat meten niet altijd een neutrale
aangelegenheid is, bleek ook uit een gast
college van de heer Van Herk van het
Staatstoezicht op de Mijnen. Hij besteed
de aandacht aan juridische aansprake
lijkheid voor de schade aan huizen ten
gevolge van gaswinning in met name
Groningen en Friesland. Van Herk ver
telde onder andere dat het erg moeilijk
kan zijn de plaatselijke bevolking te over
tuigen dat er in bepaalde gevallen geen
oorzakelijk verband bestaat tussen aard
gaswinning en schade aan huizen als de
meetresultaten schijnbaar ongelijke zak
king laten zien. Schijnbare ongelijke zak
king is echter niet noodzakelijk werke
lijk ongelijke zakking, omdat sommige
meetpunten onbetrouwbaar kunnen
zijn. Mensen die schade aan hun huizen
hebben, zullen dit echter niet zomaar ac
cepteren. De vraag is hoe je je dan als ex
pert opstelt. Volgens Van Herk moest je
er in ieder geval voor waken om je als ar
rogante technicus op te stellen.
Achter de vraag hoe je je als expert in
dit soort situaties opstelt, gaan overigens
andere morele vragen met betrekking tot
aansprakelijkheid schuil. Wie geef je in
een geval van wetenschappelijke onze
kerheid het voordeel van de twijfel? Ga je
ervan uit dat er geen oorzakelijk verband
bestaat tussen aardgaswinning en scha
de aan huizen als er wetenschappelijke
twijfel bestaat, of ga je juist uit van het
tegenovergestelde? Met andere woorden:
bij wie leg je de bewijslast voor het al dan
niet bestaan van een oorzakelijk verband
bij het vaststellen van aansprakelijk
heid?
Bij het meten en het rapporteren van
meetgegevens moeten volgens de eerder
genoemde beroepscode van de FIG princi
pes als competentie, integriteit en onaf
hankelijkheid in acht worden genomen.
Maar hoe om te gaan met de situatie
waarin je werkgever of opdrachtgever
aandringt op het iets anders presenteren
van gegevens dan je zelf gepast acht? Het
wordt je niet altijd in dank afgenomen
als je in zo'n geval bepaalde principes
volgt. Dat overkwam bijvoorbeeld statis
ticus De Kwaadsteniet van het RIVM, die
begin 1999 openlijk kritiek leverde op de
presentatie van milieugegevens door het
RIVM. Milieumodellen zouden te weinig
worden getoetst aan waarnemingen. Bo
vendien zou informatie over onzeker
heden ten onrechte niet worden vermeld
bij de presentatie van gegevens. De open
lijke kritiek leverde De Kwaadsteniet een
schorsing door zijn werkgever op. Later
moest deze schorsing overigens op last
van de rechter ongedaan worden ge
maakt.
Scala van vraagstukken
Dat ook geodetisch ingenieurs tegen
vraagstukken kunnen aanlopen waar
hun integriteit aan de orde is, werd geïl
lustreerd door een aantal gevallen die
professor Bogaerts op een gastcollege
presenteerde. Eén van de gevallen had
betrekking op het opmeten van een ge
bied in Suriname. De opdrachtgever had
bepaald dat dat veel nauwkeuriger moest
dan in de ogen van Bogaerts noodzake
lijk was gegeven het beoogde gebruik. Er
zou daarom sprake zijn van verspilling
van gemeenschapsgelden. Wat doe je in
zo'n geval als individueel ingenieur
werkzaam bij het bureau dat de metin
gen moet uitvoeren? Dring je bij je baas
aan op het herformuleren van de op
dracht? En wat als die daar niets van wil
horen, trekje dan extern aan de bel?
Meer informatie
over het onderwijs
in de Ethiek en de
Techniek aan de
TU Delft
is te vinden op
www.wtm.tudelft.nl/ethiek
Het bovenstaande illustreert dat er
een scala aan ethische vraagstukken
rond de beroepspraktijk van geodetisch
ingenieurs speelt. De meeste studenten
herkennen dit en achten het vak Ethiek
en Geodesie dan ook relevant voor hun
opleiding. Het vak leert hen om morele
problemen in hun (latere) beroepsprak-
Meten op het wad, ja of nee?
Vooruitgang of vernieling?
GEODESIA 1999-12