Jan Ebbinge, hoofd G e o - a d v i s e r i n g RWS-Meetkundige Dienst Dichter - landmeter De geodeet als kwaliteits bewaker van het realiseerbare TOEKOMSTVISIE VANUIT DE DIENSTEN Geodesie - heb ik altijd geleerd - betekent letterlijk: verdelen van de (aardse) ruimte. De vraag of er ook nog toekomst is voor de geodeet en dus of hij dan nog bestaat, betekent eigenlijk vragen of er nog behoefte is aan ruimtelijke ordening. Nu is de ruimte waarin wij leven, bij lange na nog niet optimaal benut, getuige de be langstelling voor de ontwikkeling van ondergronds bouwen, teiwijl de druk bezette ruimte boven onze hoofden ook om steeds meer 'inrichting' vraagt. Het echte driedimensionaal denken in het gebruik van onze omgeving begint nu pas echt serieuze vormen aan te nemen. Om onze omgeving op verantwoor de wijze in te richten en te beheren is er een groeiende behoefte aan kwali tatief hoogwaardige informatie die op inzichtelijke manier kan worden ver kregen. In die behoefte kan door de geo deet, van oorsprong bekend als kaarten maker in het platte vlak, maar steeds meer informatieverstrekker in drie dimensionale geometrie, in hoge mate worden voorzien. In de discussies over het terugdringen van de rol van de overheid is vaak de nadruk gelegd op marktwerking. De overheid dient die zaken na te laten, die aan de markt kunnen worden overgelaten. Concur rentie moet echter kunnen bestaan, de ze moet eerlijk zijn, en dat betekent dat uit alternatieven gekozen moet kunnen worden. Waar geen alternatieven voor handen zijn, ontstaan monopolies, die wij alleen onszelf (in casu de overheid) gunnen. Als het gaat om de ruimtelijke ordening en daarmee de infrastructure le voorzieningen, worden de eisen en wensen door de overheid vastgesteld. Wat, waar en wanneer moet worden in gericht, aangelegd en gebouwd is, te recht, onderwerp van politieke besluit vorming. Voor de uitvoering zal de overheid, naast toezichthouder, de rol van regisseur en deskundig opdrachtge ver goed moeten kunnen invullen. Voor geodeten betekent dit werk bij de over heid voor het beheer, het verstrekken van de benodigde basisinformatie, en de toetsing van plannen aan, in richtlij nen en regelgeving, vastgelegde rand voorwaarden. Planning en uitvoering geschieden door hun collega's in het be drijfsleven. De vorming van publiek-pri- vate samenwerkingsvormen (PPS) ver andert daar in principe niets aan. 2015 is niet zo ver weg. Met de tech nische ontwikkelingen zal een aantal fantasieën van nu de realiteit van dan zijn. In het innovatieprogramma van het ministerie van Verkeer en Water staat 'Wegen naar de Toekomst', dat dit jaar gestart is met een viertal thema's om een beeld te vormen van de bereik baarheid in 2030, is bij het thema 'Vir tuele mobiliteit' een inspiratiedocu ment verschenen. In een bijdrage daar in stond onder andere te lezen dat Albert Heijn in de toekomst koelkasten zou gaan leveren, die zelf de daarin op geborgen voorraad registreren en auto matisch doorgeven wat moet worden aangevuld. AH zou er dan voor zorgen dat de benodigde artikelen in ons bezit komen. Nu gaat het er niet om of dat toekomstbeeld wordt gerealiseerd, die mogelijkheden komen er zeker, voor zover ze er al niet zijn; de vraag is of Al- bert Heijn die koelkasten gaat leveren. Of gaat bijvoorbeeld Philips ons mis schien groente leveren? Ik krijg wei eens het gevoel dat deze vorm van bran chevervaging ook op het geodetisch vakgebied wordt geprojecteerd. Ver taald naar ons vakgebied: gaan bijvoor beeld planologen geo-informatie inwin nen en beheren, of moeten geo-infor- manten ook gaan inrichten? Het lijkt mij een ontkenning van de specifieke expertise van de geodeet, zoals 'in kaart brengen' een veel breder begrip is dan het klassieke ka(a)rteren. Voor de geo deet betekent dat dat hij in de toe komst nog meer deel zal uitmaken van multidisciplinaire teams dan nu al vaak het geval is, waarin een herken bare rol als kwaliteitsbewaker van het realiseerbare hem op het lijf geschre ven lijkt. Dat het vakgebied daarmee het probleem van zijn relatieve onzicht baarheid niet oplost, is wellicht minder belangrijk dan geodeten soms zelf den ken. Misschien moeten we lering trek ken uit het verhaal van de drie metse laars. De één zegt: ik leg stenen netjes op een rij, de tweede: ik metsel een mooie rechte muur, en de derde: ik bouw een kathedraal. Ze doen alledrie hetzelfde, maar de laatste geeft pas echt blijk van een visie op het grotere verband waarin hij werkt. Dat is ook de houding van de geodeet, die in 2015 nog bestaat. Jan Celliers en Jacob du Toit, twee dichters van de eerste generatie in de Afrikaanse literatuur, maakten rond de eeuwwisseling (1900) kennis met het werk van de West- vlaamse dichter Gezelle. De eerstgenoemde, Jan Francois Elias Celliers (1865-1940) studeerde te Leiden voor land meter, vocht in de tweede Vrijheidsoorlog en verbleef daar na in Zwitserland en Nederland, waar hij zijn eerste ge dichten maakte, die hij in 1908 publiceerde in 'Die Vlakte en ander Gedichte'. GEODESIA 1999-12

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1999 | | pagina 28