Uil de tm (jofc Dick Groot Op 10 augustus 1891 besloot de Algemene Vergadering van het 5e Internationale Geografisch Congres in Bern (Zwitserland) een ini tiatief te nemen tot het ontwerpen van een uniforme wereldkaart op schaal 1:1.000.000. Het moest een systemati sche dekking van de hele wereld worden 'door de kaartbladen regelmatig aanslui tend door lengte- en breedtelij nen te la ten begrenzen'. De Weense professor Dr. Anton Penck onderbouwde zijn voorstel daartoe onder meer als volgt: "Er zijn veel omstandigheden die het weten schappelijke en praktische rendement van deze grote, groeiende hoeveelheid informatie belemmeren. De kaarten waarop de informatie is samengevat, zijn niet vergelijkbaar in schaal, projectie of uitvoeringsstijl, en zij worden in ver schillende plaatsen over de hele wereld gepubliceerd waardoor zij vaak heel moeilijk verkrijgbaar zijn. Sommige wor den slechts gepubliceerd in tijdschriften en kunnen niet onafhankelijk verkregen worden, terwijl andere om een of andere reden helemaal niet gepubliceerd en op de markt gebracht worden". Hij volgde natuurlijk - op wereldschaal - de vele initiatieven in landen die om dezelfde redenen hun nationale en koloniale kar tering op standaardschalen systematisch aanpakten. Penck presenteerde ook nog een conceptspecificatie voor de serie. Eigenlijk maakte Penck een opzet voor wat tegenwoordig met nogal wat hype een kernbestand van Geografische Informatie Infrastructuur (Gil) wordt ge noemd. De toenmalige technologie in aanmerking nemend ligt de definitie van de Ravi conceptueel niet zover van Penck's doelstelling af: "De Gil is een be grip dat de technologie, data, communi catiefaciliteiten en standaarden omvat, die nodig zijn om te komen tot gezamen lijk GI-gebruik en GI-uitwisseling". Ravi (1995): "Een vooruitstrevende visie op de geo-informatievoorziening". We zijn er nog maar ten dele in ge slaagd ons te ontworstelen aan het 'kaart'-paradigma dat destijds de grond slag was voor betere toegankelijkheid en preventie van duplicatie. De kaart was zowel opslag als presentatie van informa tie. Definiëren en structureren van data om deze geschikt te maken voor opslag in, en ver- en bewerking door computers moet gescheiden gebeuren van de model lering voor de visualisering. Sinds we daar een jaar of tien tot vijftien geleden achter kwamen, is er langzaam nieuw inzicht ontwikkeld in de structuur en eigenschappen van geo-informatie per se. Een recentere stap is de formalisering daarvan in een gesloten theorie van het modelleren van ruimtelijke objecten. (Zie bijvoorbeeld Molenaar (1999), An In troduction into the Theory of Spatial Ob ject Modelling.) Deze theorieën hebben wezenlijke praktische waarde omdat zij het mogelijk maken consistent om te gaan met keuzen zoals: tot welke be staande bruikbare gegevens hebben wij toegang, tegen welke kosten, en welke moeten wij zelf ontwikkelen in ons toe passingsdomein? Dit zijn vragen met veelal doorlopende financiële en organi satorische consequenties die je goed moet kunnen onderbouwen. De laatste paragraaf beschrijft vol gens mij in ons vakgebied de echte para digma-sprong van deze eeuw. Die sprong heeft ons begrip en denken over, en ook de productie en het gebruik van, geo-in- formatie radicaal veranderd en daarmee ook alle instituten en instellingen die daarbij betrokken zijn. Dat veranderings proces is nog in volle gang, hetgeen on der meer blijkt uit de moeite die het kost om je, vooral ook institutioneel, te ont doen van de oude paradigma's in de ont wikkeling van de nationale geo-informa tie infrastructuur (bijvoorbeeld de defini tie van inhoud en structuur van het Topl Ovector-kernbestand). Dr. Penck had het niet makkelijk. Om het project in 1891 van de grond te krij gen, werd een technische commissie in gesteld onder de Spaanse Colonel Coello. Bijna twintig jaar later rapporteert het Geographical Journal (1910, p. 179-184) dat de commissie haar werk (de specifica tie) heeft voltooid. Uiteindelijk werd in 1913 de verantwoordelijkheid voor de productiecoördinatie van deze 'Interna tional Map of the World at the one to one millionth scale (1MW)' bij de Ordnance Survey (GB) gelegd en de uitvoering bij de nationale karteringsbedrijven van deel nemende staten. In 1953 werd de coördi natie overgedragen aan het kartografisch bureau van de VN. Ondanks vertragingen door twee wereldoorlogen en een mon diale economische crisis was het toch gelukt een redelijke werelddekking tot stand te brengen. De gevolgen waren in teressant. Bijvoorbeeld in 1947 definieerde de International Civil Aviation Organiza tion (ICAO) de World Aeronautical Chart (WAC) serie op schaal 1:1.000.000. In NAVO-verband werd de militaire editie daarvan Operational Navigation Chart (ONC) genoemd. Oorspronkelijk was de WAC een onafhankelijk product van deelnemende nationale kartografische organisaties. Om echter gebruik te kun nen maken van het beschikbare IMW- kaartmateriaal werden er in de UN Technical Conference in Bonn (1953) op initiatief van Canada een aantal specifi catiemodificaties uitgewerkt. Formeel werd de IMW op initiatief van de VS ge- discontinueerd in de UN Regional Carto graphic Conference for the Americas (1984). Maar de serie leeft nog steeds voort in de Digital Chart of the World, in feite een digitale kopie van de WAC- (ONC-)serie en dus van de IMW. GEODESIA 1999-12

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1999 | | pagina 30