jyr
beschouwen in het per- genen die beperkte fondsen liever beste-
spectief van de eeuwwisseling, zou je het den aan beperktere toepassingen. Ten
volgende kunne&'stellen. Nationale zo- tweede is onderhandelen over datade-
wel als internationale kartografischedni- 'fmities (het ontwerp van de legenda) een
tiatieven waren complex, tijdrovend en moeizaam proces. Daarin leggen vakgé-
mqeilijk van de grond te trekken. Maair noten zich namelijk voor lange tijd vast
als het lukte, bleken zij een lang en in- op de objecten die hun wereld op dat mo-
vloedrijk leven te hebben. De stroperige ment, in een gegeven context, het best
gjfttwikkeling had onder meer te maken beschrijven en hoe zij die vanuit hun dis
met twee cultuurgebonden zaken. In de cipline benoemen. Het is duidelijk dat
eerste plaats is de onvermijdelijke stan- dezelfde problematiek de voortgang van
daardisatie meestal bedreigend voor de- Gil zal beïnvloeden. Dat is frustrerend
omdat we té? maken hebben met de toe-
passing van IT, waarmee we gewend^ijn
snel veel te kunnen berekenen en te ont-
werpen. 7 o
Verder vereisten nationale en inter
nationale kartografische initiatieven
veel coördinatie, redelijk betrouwbare
financiering, en daarvoor zijn draag
krachtige, gespecialiseerde en toegewij
de instituten nodig, ook vanwege de
noodzakelijke archivering, openbare toe
gankelijkheid, betrouwbaarheid en bij
houding. Tot nog toe zijn dit altijd over-
heidinstellingen geweest. De recente
lancering door een Amerikaans privé-
consortium van een aardobservatiesatel-
liet met capaciteit voor hoge-resolutie-
beelden zal echter zeker vragen opwer
pen of dit in de ontwikkeling van dé
nationale geo-informatie infrastructuur
(NGU) zo zal blijven.
Feit blijft echter dat land- of regio-
dekkende bestanden, net als in het verle
den, noodzakelijk blijven voor de uitvoe
ring van talloze overheidstaken. Verder
dat kernbestanden die de grondslag voor
de ruimtelijke definitie van de gegevens
in een nationale context vormen, een
Jgrote mate van integriteit vereisen in
^ovengenoemde archivering, openbare
beschikbaarheid en bijhouding. Ligt het
in de verwachting dat elkaar beconcurre
rende consortia het vertrouwen kunnen
winnen om aan deze eisen te voldoen, of
is het meer voor de hand liggend om con
currerende consortia te zien als een effi
ciënte bron voor gegdvensinwining?
L48OA A
i Het is duidelijk dat in het kader van
globalisering en de Wereldwijde regel
geving op het gebied van eerlijke concur
rentie de consortia alles op alles zullen
petten om een zo groot mögelijk stuk van
(^^(Wereldwijde) geo-införmatie infra
structuurtaart te veroveren. Dit zal onge
twijfeld leiden tot een nog indringender
Vraagstelling over de rol van overheden
in de geo-informatievoorziening. Gege
ten Kat huidige debat over toekomst
van de Topografische Dienst is dit een in-
tleressaijte gedachte om de 'Eetiw van de
producerende overheid' mee af te slui
ten. Om echter op een wat praktischer
hoot te eindigen, wens ik met u van har
te dat het licht aanblijft tijdens de jaar
wisseling. Dat zou nog eens een goéd be
gin zij n van de iffeuwe eeuw.
RWütóï.
:H4U>SIN
hooi# iNi er