TOEKOMSTVISIE VANUIT HET VERENIGINGSLEVEN
Wim Eimers, o u d - v o o r z i t t e r NGL en VVL
In een spontane opwelling heb ik on
middellijk ja gezegd toen de redac
tie van het ons zo vertrouwde tijd
schrift Geodesia mij vroeg de lezers
inzicht te verschaffen in de ontwikke
lingen in het vakgebied in de komende
tien a vijftien jaar. Na een dergelijke
toezegging moet er natuurlijk ook nog
wat gaan gebeuren en dan vraag je je af
waarom je zo snel ja hebt gezegd. Om
het heel eerlijk te zeggen: ik heb geen
idee waar het binnen ons vakgebied de
komende jaren naartoe zal gaan. Het
lijkt wel of alle ontwikkelingen steeds
sneller gaan. Hoe zijn we in staat deze
ontwikkelingen bij te houden en erop
te anticiperen, zowel in onze contacten
naar andere vakgebieden als bij het op
zetten van onze opleidingen?
Een aantal jaren was ik zeer nauw
betrokken bij de Stichting Geodesia
(toen nog NGL). In die periode groeide
de Stichting van drie naar vier deel
nemende verenigingen. Het is dus aan
trekkelijk hierop wat voort te borduren
en te veronderstellen dat de Stichting
de komende periode weer zal groeien
met meer deelnemende verenigingen;
enkele voorzichtige vrijpartijtjes heb
ben de laatste jaren al plaatsgevonden.
Uitbreiding van de Stichting is daarom
een heel interessant onderwerp, de
vraag is dan hoe.
Binnen de organisatie van NGL-acti-
viteiten is in het verleden ook veel aan
dacht besteed aan ontwikkelingen in
de toekomst. Zo heeft prof. Bogaerts op
enkele congressen (1977 en 1983) ons
een overzicht gegeven van 'instrumen
tele ontwikkelingen', waarbij de toe
komstige ontwikkelingen ruim de aan
dacht kregen met toekomstbeelden als
de 'knoppoloog', een vakgenoot die nog
maar weinig van het vak zou hoeven af
te weten en slechts op de hoogte zou
moeten zijn van de aanwezige knoppen
op zijn instrument om de noodzakelij
ke metingen uit te voeren. In die tijd
was dit een toekomstbeeld met veel fan
tasie dat sommigen beangstigde.
Maar juist die ontwikkeling is de
laatste tien jaar snel gegaan. De nieuw
ste instrumenten doen zoveel zelf, dat
fundamentele kennis van het vak 'in
het veld' er steeds minder toe doet.
Kozen geodeten of 'landmeters' (een
omschrijving van het vak die ikzelf
toch altijd nog graag gebruik omdat ik
anderen dan iets kan overbrengen wat
mijn vak eigenlijk inhoudt) vroeger
voor het vak omdat men in de buiten
lucht technisch wilde werken, in de toe
komst zal deze keuze toch gebaseerd
moeten zijn op geheel andere gronden.
De geodeet van de toekomst is niet zo
zeer de 'inwinner' maar de ontwerper
en operator van een systeem. Samen
werking met andere disciplines is daar
bij van groot belang.
omdat ikanderen dan
Geodetische werkzaamheden wor
den steeds meer een onderdeel van één
groot proces, samen met andere vakge
bieden, noodzakelijk om een geïnte
greerd project af te ronden. Dat kan een
geautomatiseerd vastgoedsysteem zijn,
waar kennis van het inwinnen en vast
leggen van vastgoedgegevens alleen
niet voldoende is, maar waar pas de
combinatie met de kennis van andere
vakgebieden zoals automatisering suc
ces zal opleveren. Ook bij andere pro
jecten, met name in de technische in
winning, is steeds meer kennis van an
deren nodig. Een deformatiemeting
kan slaan op een eenvoudige serie her
halingsmetingen die handmatig wor
den ingewonnen, of op een volledig
computergestuurd meetsysteem waar
bij moderne meetinstrumenten auto
matisch gegevens verzamelen en be
werken om vervolgens afwijkingen
automatisch door te geven aan de op
drachtgevers die aan de hand van deze
gegevens weer bepaalde beslissingen
kunnen nemen. Veel vaktechnische
kennis van andere vakgebieden moet
hierbij worden gecombineerd.
Deze combinatie van geodetische
en andere vaktechnische kennis zal in
de toekomst ook onze verenigingen
dwingen in een ruimer verband te ope
reren. Dit is zowel het geval bij de in de
Stichting Geodesia samenwerkende
verenigingen als de branchevereniging
VNBG, een vereniging van op dit mo
ment vooral geodetische bedrijven bin
nen de geodesie en geo-informatie. Bin
nen deze organisaties zullen andere
vakgebieden een ruimere plaats moe
ten krijgen om te voorkomen dat de
huidige geodeet teveel geïsoleerd raakt.
Vanuit die verenigingen wordt ook re
gelmatig nagedacht over de gewenste
ontwikkelingen op het gebied van de
opleiding van de geodeet. Met name
binnen de VNBG komen regelmatig dis
cussies op gang, waarbij naar voren
komt dat de uitvoerende geodeten
mogelijk meer belang hebben bij een
algemene gerichte opleiding, minder
diepgaand in details, maar met meer
aandacht voor de aansluitende vakge
bieden. Voor de betrokken geodeet is
het vooral van belang 'waarom' hij iets
doet. Het 'hoe' hij iets doet, wordt in de
praktijk vaak voorgeschreven door het
gehele systeem waarin hij of zij werkt.
Blijft dus de vraag: wat zijn de ont
wikkelingen in de geodesie in de ko
mende jaren? Het antwoord hebt u ver
geefs gezocht in dit verhaal. Ik heb na
melijk geen idee, wel denk ik dat
geodesie meer onderdeel van een gro
ter geheel zal worden. Elke geodeet zal
zich goed moet verdiepen in aanslui
tende vakgebieden om te kunnen mee
praten bij geïntegreerde totaalprojec
ten. De bestaande verenigingen moeten
'breder' gaan werken om niet geïso
leerd te raken. En de opleidingen moe
ten niet in een te vroeg stadium sterk
specialistisch worden, maar aandacht
schenken aan de vraag 'waarvoor' we
het doen.
Ik wens elke geodeet (landmeter)
veel plezier in het werk in deze boeien
de tijd.
GEODESIA 1999-12