Hoofdstuk 4 introduceert het wiskundig gereedschap dat in de hoofdstukken erna zal worden gebruikt. Dit betreft als eerste de verzamelingenleer met concepten als: lege ver zameling, universum, elementen in een verzameling, de verzamelingsoperatoren, doorsnede, vereniging, cartesisch product, enzovoort. Ook komen de relaties tussen verza melingen aan de orde, inclusief een korte introductie van de relationele calculus en fuzzy (onzekere) relaties. Ver volgens komt de punten-verzamelingenleer aan de orde om later als formele basis van de topologische relaties te gaan dienen. Hierbij wordt scherp gedefinieerd wat de binnen kant, de buitenkant en de rand van een object is met be hulp van de 'kleiner dan epsilon' formules. Verder komt een aantal concepten uit de graaftheorie aan bod: knoop (node), zijde (edge), gerichte graaf, verbonden graaf, graaf van een knoop, planaire graaf, en de regel van Euler voor een planaire graaf: f+n-e=c+l, waarin f, e, en n respectieve lijk staan voor aantal laces, edges en nodes en c het aantal verbonden graafcomponenten aangeeft. Een aantal graaf edges achter elkaar gekoppeld via nodes die behalve bij be gin- en eindnode geen aftakkingen kent, wordt g-segment genoemd. Tot slot eindigt hoofdstuk 4 met de begrippen simplex (0-, 1-, 2-simplex, respectievelijk punt, lijnsegment en driehoek) en het samenstel daarvan, complex, dat wil zeggen een verzameling buur-simplexen. De samengesmol ten vorm, door verwijderen van interne zijden, van een complex wordt met de term cell aangeduid: 0-, 1- en 2-cell, voor respectievelijk node, g-segment en face. Voor wie nog niet bekend is met deze wiskundige technieken, zal dit hoofdstuk toch te beknopt zijn. Voor wie er echter wel be kend mee is, vormt dit hoofdstuk een mooi overzicht. Zoals in de inleiding van deze boekbespreking al aange geven vormt het formele dataschema (fds) de kern van de modelleertheorie en het onderwerp van hoofdstuk 5. De eerder in hoofdstuk 3 intuïtief beschreven regels worden nu met behulp van de wiskundige technieken uit hoofdstuk 4 geformaliseerd. Dit geldt voor zowel de relaties op het niveau van basis-geometrisch type (node, edge, face), als voor de relaties op het niveau van geometrische object typen, en voor hun onderlinge relaties (zie fig.). Verder 34 wordt ook het (g-)segment formeel ge definieerd als een keten van edges (lijnsegmenten) zonder vertakkingen op de tussennodes. Wederom wat ge forceerd wordt getracht te doen alsof vector- en rastermodellen gelijk zijn door het rastermodel in de vorm van een vectormodel te beschrijven: in houd van de rastercellen vormen de faces, de zijden van een cell vormen de edges en de kruisingen van de raster- lijnen vormen de nodes. Nou en? Veel nuttiger is het formele onderscheid tussen single valued vector map (swm), de planaire partitie en de mul- ti valued vector map (mwm), waarin (vlak)objecten wel (gedeeltelijk) mo gen overlappen. Hoofdstuk 6 beschrijft de topologische relaties tussen objecten op basis van de '9-doorsneden'-methode van Egenho- fer, dat wil zeggen de doorsneden van de verzamelingen binnenkant, buiten kant en rand van het ene object met die van het andere object. Dit geeft negen paren van doorsneden, die elk in principe leeg of niet leeg kunnen zijn oftewel tot 512 soorten topologische relaties zouden kunnen leiden. Deze zijn echter lang niet altijd realiseerbaar. In de swm blijven er voor vlak-vlak re laties slechts drie over en in de mwm zijn dit er nog maar zeven. Hier staat een kleine typefout in het boek: Tabel 6.2 geeft aan dat dit er zes zouden zijn, maar in figuur 6.1 zijn al zeven ver schillende topologische relaties zicht baar (dit laatste is correct). De formele definitie van de geldige topologische relaties kunnen nu worden gebruikt bij het afdwingen van database-consisten tie. Tevens vormen de topologische relaties de basis van de nabuurgraaf, die goed gebruikt kan worden in ruim telijke analyses en operaties (zoals ge neralisatie). Overigens worden de to pologische relaties vooral op wiskun dig (conceptueel) niveau besproken en wordt er geen woord gerept over één van de grootste problemen in de prak tijk hierbij: hoe bepaal je nu dat een lijn een andere lijn nu net wel of niet raakt (tolerantie in verband met eindi ge discrete computerrepresentaties van punten, lijnen en vlakken). Een bron van spanning is dat de modellen van de vaak continue werkelijkheid geïmple menteerd worden met behulp van een discrete computer. 2000-I GEODESIA Part. Back Repr Forw 22 Le ISIN iiiimiiilh face node segment End Forw. Back Begin edge

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2000 | | pagina 36