De thematische aspecten van het
ruimtelijk modelleren komen aan bod
in hoofdstuk 7. Dit wordt gebaseerd
op objectklassen. Binnen één object
klasse hebben alle objectinstantiaties
dezelfde thematische attributen. Tot
welke objectklasse een object behoort,
is een objectclassificatie-kwestie en
kan met behulp van classificatiecriteria
worden aangegeven, de zogenaamde
intensie van een objectklasse. De ex
tensie van een objectklasse bestaat uit
de verzameling van objectinstantiaties
in de betreffende klasse. Objectbe
schrijvingen kunnen worden verfijnd
door het opnemen van meer attribu
ten. In zo n geval ontstaat een sub
klasse van de originele klasse (die dan
ook wel de superklasse wordt ge
noemd). Dit principe kan herhaald
worden toegepast, wat dan in een klas
sehiërarchie resulteert. Verder komen
in dit hoofdstuk aspecten aan bod als
een thematische partitie en attributen
op klasseniveau; bijvoorbeeld aantal
instantiaties, dat wil zeggen cardinali-
teit van de bij deze klasse behorende
verzameling.
Hoofdstuk 8 en 9 behandelen twee
vrij specifieke modelleer-onderwer-
pen: respectievelijk multi-schaal aan
pak en onzekerheid in objecten. Bij
een multi-schaal aanpak moet de con
text duidelijk zijn: welke informatie is
op welke schaal nodig. Een tweede
vraag hierbij is; hoe kan informatie
tussen de verschillende schalen (mo
dellen) worden overgedragen, oftewel
hoe kan uit de detail-informatie meer
geaggregeerde informatie worden af
geleid, zodat beide modellen consis
tent zijn. Dit boek legt de nadruk
vooral op conceptuele (of database)
generalisatie en minder op grafische
generalisatie (afleiden abstracte repre
sentatie). De belangrijkste hulpmidde
len hierbij zijn de klasse-aggregatie
hiërarchie en de topologische relaties,
zodat kan worden bepaald welke ob
jecten kunnen worden geaggregeerd.
Vier verschillende strategieën worden
besproken, die de generalisatie kun
nen sturen:
1. geometrisch (kleine objecten moe
ten worden verwijderd);
2. klasse gedreven (objecten van soortgelijke klassen moe
ten worden samengenomen);
3. functioneel gedreyen (zoals een aantal percelen een sec
tie vormen, die op hun beurt weer een gemeente vor
men en deze vorrhen weer een provincie);
4. structureel gedreven (de rol die de objecten in een net
werk spelen, is vaji essentieel belang, zoals in een rivie
ren-afwateringstelsel)
De toepassing bepaalt welke strategie het meest geschikt is.
Het laatste onderwerp van het boek behandelt onzekerheid
bij objecten (fuzzy objecten). Deze onzekerheid treedt op
meerdere niveaus op: fuzzy objectklassen (definitie is niet
scherp), fuzzy object^ttributen (zijn moeilijk exact te bepa
len) en fuzzy objectgyometrie. De nadruk ligt op het laatste
aspect, waarbij gesteld wordt dat ruimtelijke objecten door
hun grenzen worden gedefinieerd. Echter het bestaan van
een object kan onzeker zijn existencewelke geometrische
elementen tot het object behoren, kan onzeker zijn exten-
sional, dit als gevolg van thematische onduidelijkheid) en
de geometrische aspecten, dat wil zeggen echte vorm, om
vang en ligging, kunnen onzeker zijn [geometrieHet for
mele model wordt aangepast door in termen van kansen te
spreken, zoals de kans dat een face tot een vlakobject be
hoort. Dit alles in de vorm van kansfuncties die een waarde
van O (zeker niet) tot 1 (zeker wel) kunnen aannemen.
Hierop wordt de thporie verder uitgebouwd met aspecten
als conditionele grens van een object (dat wil zeggen de
grens waarvoor geldt dat de faces een kans groter dan c heb
ben om tot het object te behoren), ruimtelijke disjuncte
fuzzy objecten, fuzzy topologische relaties (overlap, buur),
enzovoort.
Het boek is zeer gescjhikt en feitelijk verplichte materie voor
geo/informatica-studenten, voor ontwikkelaars van geo-
informatiesystemen en -toepassingen, voor ontwerpers van
conceptuele modellén betreffende geo-informatie en voor
een ieder die geïnteresseerd is in de theoretische aspecten
van ruimtelijke modelleren. Over het algemeen is het boek
goed gefocussed. Zo is er (waarschijnlijk) bewust voor ge
kozen om naast de specieke onderwerpen van de laatste
twee hoofdstukken], generalisatie en onzekere objecten,
geen andere speciale modelleerthema's mee te nemen.
Hierdoor vallen mpdelleeronderwerpen als drie dimensies
en temporele aspecten buiten de scope van het boek. Het
boek bevat enkele kleine (type- en/of zet-)foutjes, die hope
lijk in een tweede druk verbeterd zullen worden. Het boek
is absoluut de moeite waard om aan te schaffen vanwege de
goede theoretische 'basis die hiermee aan het conceptueel
ruimtelijk modellefen wordt gegeven. Het vereist bij de
lezer wel enig doorzettingsvermogen om door de formele
aanpak heen te komen. Een optie is natuurlijk om eerst
alleen de hoofdstukken en secties met een te lezen, dat
wil zeggen de meer intuïtief beschreven delen van het
boek.
GEODESIA
2000-1