Uil de Cofloe pefo A Omdat ik een beetje laat in mijn car rière in geodetisch Nederland ben gaan werken en dan ook nog op het ITC, dat nogal geïsoleerd achter de IJssel ligt, ben ik niet erg betrokken geweest bij het leven van de Stichting Geodesia. Dat is spijtig, want ik mis daardoor het contact met jonge vakge noten. Ik had mij dan ook voorgeno men om tijdens het Geodesia-congres van afgelopen herfst wat meer met deze jonge garde in contact te komen. Ik denk omdat de redactie van ons tijdschrift altijd zo'n mooi fotootje van mij naast de 'Pols' zet, was het makkelijker om dat contact te leggen dan ik had verwacht. Ik ontmoette de meeste van hen in de koffiehoeken van de standhouders van de commerciële expositie, en dat ging zo'n beetje als volgt. Terwijl ik binnenliep en de me nigte wat overzag, waren er altijd wel een paar die nog eens goed naar me te rugkeken. Dan liep ik op de jongst uit ziende af en na een groet stelde ik me voor. Dan kwam het moment van de herkenning: "Oh ja, u bent die meneer van die kolom (naam???...) in Geo desia". Het streelde mijn ego herkend te worden, ofschoon het zeer ontnuch terend was te horen dat ze zich de titel van de kolom vaak niet konden herin neren. Ik heb in geen van de gesprek ken durven vragen of ze er ooit één hadden gelezen, laat staan onthouden. Zo nu en dan waag ik in een gesprek eens een gokje en stel die vraag in mis schien wat te bedekte vorm. Daar heb ik nooit antwoord op gehad. De ko lom van november hield echter een list in, want dat ging over individuen met naam en toenaam. Ik dacht, als ik iets van ze hoor, dan weet ik tenminste dat iemand hem leest. Niets... Eergiste ren moest ik een e-mail naar Arnold Bregt sturen (als u deze kolom niet voor de eerste keer leest, weet u dat hij één van de betrokken personen was) over een belangrijk zakelijk onderwerp en ik dacht in een PS toch nog even te vragen of hij de 'Pols' van novem ber had gelezen. Zijn zakelijke ant woord was prompt en dienstig, en aan het eind stond: PS: "De Losse WmM Toen ik deze onzekerheid eens met mijn echtgenote deelde, vertelde zij dat in een interview de bekende Ne derlandse polemist en Spinoza-prijs- winnaar (1999) Professor Dr. Roland Plasterk eens werd gevraagd of hij ooit reacties op zijn stukjes kreeg? Waarop het antwoord: "Nooit! Behalve als ik over God schrijf, dan krijg ik vijf brie ven!". Zo, dat is een troost. Overigens voelde ik mij in die com merciële expositie toch niet zo heel erg op mijn gemak. Gelukkig vond ik een stand met een paar driepootstatieven, ofschoon er voor mij redelijk onbe stemde instrumenten op geparkeerd waren. Mijn gevoelens waren in dui delijk contrast met het gemak waar mee de jongere geodeten zich onder hielden met de standhouders. Ik stond naar zo'n onderhoud te luisteren en het viel me op dat het op een puik technisch niveau werd gevoerd. Het ging over software die op de een of an dere manier met onzekerheden moest kunnen omgaan en daarover moest rapporteren. De vrouw die de vragen stelde, was door het taalgebruik her kenbaar als geodeet, de man van de stand bleek, nadat ik het hem had gevraagd, hts Bouwkunde te hebben gestudeerd. Dit vond ik nogal een boeiende zaak, want hoe was het nu mogelijk geweest om van zo'n vent, niet meer dan vijf of zeven jaar geleden afgestudeerd, een specialist te maken die de geodetische taal vloeiend be heerst? Dat gaat tegen alle conventio nele wijsheid van professoren in. Of komt dat misschien omdat er toch een groeiende hoeveelheid gemeenschap pelijke basiskennis aanwezig is in de modern opgeleide beroepsbevolking, dat ze zich veel makkelijker dan vroe ger in eikaars specialiteiten kunnen in werken, vooral als economische reali teiten ze daartoe aansporen? Dat is overigens een pregnant vraagje voor de Subcommissie Onderwijs van de NCG, die zich bezighoudt met het probleem van de zich doorzettende te ruglopende studenteninstroom in Delft en Utrecht, en hoe het bedrijfs leven dat probleem ervaart. Meer dan de voordrachten was de commerciële expositie een uitdruk king van wat er in de laatste vijf jaar in de geodesie is veranderd. Aanbie ders van technologie, ontwerp van op lossingen en instrumenten stonden al lemaal broederlijk door elkaar in een typische geoinformatica-constellatie. Ik voelde een sfeer van optimisme en ondernemerschap vooral bij de jonge re garde. Neem de stand van Robert Beck, die vol stond met mensen die wilden weten hoe het met de resulta ten van Ikonos was en hoe ze eraan konden komen. Hij stond er dan ook bij te glimmen. Of de stand van het internationale Geoinformatics Publis- hing House. Dat is nog eens een pol dermodel! In een paar jaar uit de grond gestampt met de geoinformati- ca-visie! Er is geen twijfel aan dat geoinformatica echt leeft voor die on dernemers. Hoe komt het dan dat we in academisch Nederland zo'n moeite hebben om onderwijs en onderzoek zo op touw te zetten, dat er op alle ni veaus, zowel internationaal als natio naal, studenten in grote aantallen op afkomen? Het was ook fijn om Frédérique van Berkel van ViMatrix weer eens te spre ken, en te luisteren naar haar journa listieke kijk op de veranderingen in geodetisch Nederland. Ook in dat ge sprek miste zij geen slag om kopij voor haar blad binnen te halen. Kortom, de visie van de jonge mensen die bij de geodesie betrokken zijn, geven alle re den voor optimisme over de toekomst van het vakgebied. Het lijkt mij dan ook dat op het insti tutionele niveau meer geluisterd zou moeten worden naar die groeiende wereld van de geoinformatica-onder- nemers als het gaat om de identifice- ring van de vaardigheden en compe tenties die nodig zijn om effectief te kunnen functioneren in de rollen van een private sector milieu. We zijn wat sterk geneigd om ons naar de grote in- stutionele afnemers van de studies te Pols, ja, leuk stukje". Daarna ging ik naar huis en nam een fees telijke borrel. 36 2000-I GEODESIA P

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2000 | | pagina 38