steeds gedaan bij bijvoorbeeld SLR, VLBI, SAR en GPS. Door de toe nemende meetprecisie van deze mo dernere technieken worden aan deze modellen steeds hogere eisen gesteld. De twee belangrijkste effecten van de troposfeer op de voortplanting van een radiogolf zijn refractie en diffractie. Beide effecten zijn te beschrijven met de brekingsindex langs het signaalpad. De brekingsindex in een punt is de lichtsnelheid gedeeld door de snelheid waarmee een signaal zich daar voort plant door de atmosfeer. Door refrac tie wordt het signaal vertraagd (de bre kingsindex is groter dan 1), waardoor het lijkt alsof een uit de looptijd van een signaal berekende afstand naar een satelliet (bij vermenigvuldiging met de lichtsnelheid) langer is dan werkelijk het geval is. Bij nor male atmosferische omstandigheden is dit op zeeniveau ongeveer 2,40 meter in het zenit. Door diffractie oftewel kromming van het signaalpad wordt het signaalpad indi rect nog verder verlengd. Dit komt door een met de hoogte veranderende brekingsindex, waardoor het signaalpad steeds een beetje wordt gebroken. Voor elevadehoeken bo ven de 10 graden is dit niet meer dan een paar centimeter, maar voor elevaties onder de 5 graden kan dit oplopen tot enkele decimeters. Standaard troposfeermodellen Om de exacte signaalvertraging te kunnen berekenen die nen we de brekingsindex langs het gehele signaalpad te ken nen. De brekingsindex zelf is een functie van luchtdruk, temperatuur en waterdampgehalte. De belangrijkste atmos ferische componenten die een bijdrage leveren aan de bre kingsindex (en daarmee aan de vertraging), zijn waterdamp en droge luchtcomponenten zoals stikstof, zuurstof en kooldioxyde. Als de atmosfeer in een hydrostatisch even wicht verkeert, is de brekingsindex enkel een functie van de hoogte (geen horizontale gradiënten). Vaak is het redelijk te veronderstellen dat een deel van de atmosfeer in hydrosta tisch evenwicht verkeert. Dit deel, een mengsel van droge lucht en waterdamp, veroorzaakt een vertraging in de zenit- richting van 2,2779//meter per bar [5]met f~ 1een zwak ke functie van de geografische breedte en hoogte ten gevol ge van de aardse zwaartekracht. De onzekerheid van deze factor, slechts 2,4 mm per bar, wordt vooral veroorzaakt door nog mogelijke afwijkingen ten aanzien van het hydro statisch evenwicht. Op basis van de luchtdrukwaarde aan het aardoppervlak kan dus met hoge precisie de hydrostati sche zenitvertraging worden voorspeld. Die luchtdrukwaar de hoeft niet altijd per se gemeten te worden; er kan ook ge bruik worden gemaakt van een standaard atmosfeer waarin de luchtdruk en temperatuur als functie van de hoogte wor den beschreven. Anders is het met dat deel van de atmosfeer dat niet in een hydrostatisch evenwicht verkeert. Water damp vermengt zich slecht met andere gassen en de be staande modellen om de 'natte' vertraging ten gevolge van Fig. 1. Indeling van de atmosfeer. Fig. 2. Signaalpad in een bolvormige en een horizontale atmosfeer. waterdamp te voorspellen op basis van bijvoorbeeld temperatuur en de par tiële waterdampdruk (gemeten of op basis van een standaard atmosfeer) zijn niet beter dan 2 tot 5 cm in het zenit op een totaal van 0-40 cm [2]. Voor signalen uit schuine richtingen zijn de vertragingen uiteraard groter dan in de zenithrichting vanwege de langere afstand die wordt afgelegd door de atmosfeer. Vaak wordt aange nomen dat de troposfeer horizontaal gelaagd is, dat wil zeggen dat de bre kingsindex enkel een functie van de hoogte is. Bij een platte aarde zou de vertraging in de schuine richting dan l/cos(z) keer zo groot zijn als in de ze- nitrichting (fig. 2), waarbij z de zenit- hoek is. Deze vermenigvuldigingsfac tor wordt 'mapping functie' genoemd. In fig. 2 is te zien dat voor een bolvor mige aarde deze mapping functie klei ner is dan l/cos(z) en dat het verschil hiermee toeneemt bij lagere elevaties. De mate waarin dit verschil toeneemt, is weer afhankelijk van de verhouding tussen de effectieve hoogte van de tro posfeer en de straal van de aarde [6]. De effectieve hoogte kan worden geïn terpreteerd als de hoogte van het zwaartepunt van een kolom atmosfeer. Omdat de effectieve hoogte verschilt voor waterdamp (3-4 km) en droge lucht (7-8 km), worden verschillende mapping functies gebruikt voor de natte en hydrostatische vertragingen. Omdat de exacte effectieve hoogte nooit a priori bekend is, worden de mapping functies meestal beschreven als empirisch bepaalde functies van parameters zoals luchtdruk, tempera tuur, hoogte en geografische breedte. 64 GEODESIA Hoogte [km] Temperatuur Thermosfeer Stratosfeer Troposfeer Signaal- voorlpl anting Troposfeer satelliet zenit ontvanger

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2000 | | pagina 14