Bij dit soort metingen is het gebruik
van dwangcentrering sterk aan te be
velen; het voordeel is tweeledig:
grotere nauwkeurigheid (eenmaal
opstellen geeft maar één keer een
centreerfout);
tijdwinst (één keer opstellen kost
minder tijd dan drie keer opstellen).
Bijkomend voordeel is nog dat tijdens
de meting simpel de beginoriëntering
kan worden gecontroleerd; het prisma
staat er immers toch. Om bij de detail
meting fouten in richting en afstand
zo klein mogelijk te houden, hebben
wij gekozen voor het gebruik van een
prisma met prismapunt. Doordat er
altijd 'laag' wordt gericht, is de invloed
van een kromme stok geëlimineerd.
Ook de invloed van het bewegen van
het prisma tijdens de meting wordt ge
minimaliseerd.
Elta met
omgekeerd
prisma.
Meetlijnen op basis
van hoekmeting
en referentie
afstanden.
Begonnen wordt met het vastleggen
van de maten van meetlij npunten naar
referentiepunten. Het toestel wordt
boven A opgesteld. De lengte naar
punt 1000 wordt gemeten. Het statief
met stelschroevenblok blijft staan. Al
leen het toestel wordt verwijderd en
verplaatst naar punt D, waar op de
zelfde manier de lengte naar punt
2000 wordt gemeten. Ook nu weer
blijft het statief met stelschroevenblok
achter. Vervolgens worden de detail
punten gemeten met de voetmaat/
loodlijnmethode. De lengte van de
meetlijn mag maximaal 500 m zijn.
Door in het midden van de kademuur
een derde punt te maken en vast te leg
gen aan een referentiepunt, kan een
lengte van 1 km met slechts drie meet-
lijnpunten worden overbrugd.
De lengte van A naar punt 1000 wordt
gemeten; het maatverschil met de nul
meting is de deformatie van dit punt.
Dit verschil wordt op de grond terug
gezet; boven dit punt wordt het toestel
Prisma met
prismapunt.
Dwangcentrering.
opnieuw opgesteld. Er wordt nogmaals naar punt 1000 ge
meten. Dit wordt net zolang herhaald totdat de maat van
de nulmeting wordt gemeten. Het toestel staat nu op de
zelfde plek als bij de nulmeting. Het toestel verkast, het
statief met stelschroevenblok blijft staan. Dit geldt ook
voor andere opstelpunt(en). Bijkomend voordeel van deze
methode ten opzichte van de oude is dat de landmeter
direct de meting kan vergelijken met de vorige meting. Dit
was vroeger niet mogelijk, omdat toen eerst de polygoon
moest worden berekend.
Verticale meting
Dit is gewoon waterpassen. Op een werkbare afstand van
het object wordt een referentie gekozen. Omdat een refe
rentie per definitie stabiel dient te zijn, kom je al snel uit bij
NAP-bouten. Die hebben het voordeel dat ze regulier in
hermetingen worden meegenomen, zodat over een lange
periode een prachtig zettingspatroon zichtbaar wordt, dat
in de deformatiemeting verdisconteerd kan worden. In
onze situatie betekent dit praktisch dat een kademuur (bij
een grote lengte) meestal tussen twee NAP-bouten komt te
liggen.
Vanuit de referentie(s) wordt een waterpassing over de de
tailpunten uitgevoerd. Omdat een zijslag in een water
passing per definitie een 'losse poot' is, worden de detail
punten bij de nulmeting tweemaal gemeten, zodat even
tuele fouten in dit stadium boven water komen en niet pas
na de eerste vervolgmeting.
269
GEODESIA
-O.
B
Ref. 2000
Ref. 1000
Herhalingsmeting
Nulmeting