Opzetten van nieuwe
metingen
Als de nieuwbouw van een kademuur
zijn voltooiing nadert, wordt LV ge
vraagd een deformatiemeting op te
zetten. Samen met de opdrachtgever
wordt aan de hand van de constructie
tekeningen bekeken waar meetpunten
moeten worden geplaatst. De uitvoe
ring kan nu worden gestart. De eerder
gehanteerde formulering "na het een
duidig verzekeren van de meetpunten"
is in de praktijk weerbarstiger dan een
buitenstaander wellicht denkt. Om
een meting kwalitatief verantwoord op
te zetten en continuïteit in de toe
komst te waarborgen, spelen de vol
gende factoren een rol:
Waar (fysiek) kies je de meetpunten?
Zicht is essentieel. Hoe rijdt die
kraan heen en weer, hoe groot is de
kans dat een rijdende kraan je stand
plaats verstoort omdat hij zo dicht
langs je heen rijdt, of nog erger,
moet je een standplaats voortijdig
overhaast afbreken zonder te kun
nen afsluiten omdat diezelfde kraan
je anders ondersteboven rijdt. Je
hebt niets aan punten die bij de ho
rizontale meting alleen maar meet
baar zijn als je ze een meter omhoog
moet halen omdat je vanuit je stand
plaats tegen een rij bolders zit aan te
kijken.
Hoe verzeker je de meetpunten zodat
ze ook na jaren simpel zijn terug te
vinden? Kies je voor inboren en lij
men van boutjes in het beton of
voor boren van kleine gaatjes in een
stalen strip. En dan nog is het zo dat
je eerste voorkeur niet altijd haal
baar is. Het is namelijk heel onver
standig om gaatjes te boren in het
staalwerk dat ten behoeve van de op
levering net opnieuw in de coating is
gezet.
Wat zijn de mogelijkheden voor de
keuze van je referentiepunten? De eis
dat een referentie stabiel moet zijn
en in een bepaalde richting moet zit
ten, snapt iedereen. Maar als er in
een straal van twee kilometer geen
enkele bebouwing is, of alleen maar
aan 'de overkant' waardoor je vijf
tien kilometer moet omrijden om
een maatje te nemen, moet er toch
een keuze worden gemaakt. Accep
teer je iets minder kwaliteit ten gun
ste van de productiviteit?
Zijn er beperkingen door het naleven van interne Gemeen
tewerken) of externe veiligheidsvoorschriften (van de toe
komstige gebruiker)? Om bedrijfsterreinen als derde te
mogen betreden worden aan die bezoeker steeds strenge
re eisen gesteld, bijvoorbeeld voor iedere medewerker het
bezit van een veiligheidspaspoort in het kader van de
V CA-certificering.
Het moge duidelijk zijn dat de uiteindelijke keuze een
combinatie van haalbaarheid en wenselijkheid is. In de
praktijk ontkom je niet altijd aan het gezegde "als het niet
kan zoals het moet, moet het maar zoals het kan".
In eerste instantie gaat een landmeter naar de locatie en
maakt bovenvermelde af- en overwegingen, telt het aantal
te plaatsen meetpunten en maakt een grove situatieschets.
Op kantoor maakt de landmeter een definitieve situatie
schets en het meetprotocol (op vorm en inhoud komen we
nog terug). Voor het plaatsen van de meetmerken heeft de
meetploeg - in tegenstelling tot de collega's in het verre ver
leden, die met hamer en beitel met de hand gaatjes in beton
klopten - de beschikking over een professionele slagboor
machine, alsmede een stroomaggregaat. Voor het bevesti
gen van boutjes wordt Cebar (een soort cement dat met
water moet worden gemengd) of een twee-componenten
lijm gebruikt.
Meetlijnen
op basis van
hoekmeting.
Horizontale meting
In de tijd dat een meetploeg alleen een theodoliet en meet
band ter beschikking had, werd het volgende principe ge
hanteerd. Creëer dichtbij de waterlijn - in lengterichting
van de kade - een meetlijn, markeer deze, zorg ervoor dat
begin- en eindpunt te reconstrueren zijn en leg de detail
punten vast aan die meetlijn. Begin en einde meetlijn wer
den met hoekmeting (twee dubbelseries) naar verre richtin
gen vastgelegd. Detailpunten werden orthogonaal ingeme
ten. In lengterichting werd hiervoor de meetband gebruikt;
de theodoliet werd in de lijn opgesteld en de dwarsmaat
werd afgelezen op een (horizontale) baak, de zogenaamde
'uit'maten. Om bij tussenzichten een redelijke mate van
nauwkeurigheid te verkrijgen 5 mm), is de maximale af
stand tussen opstelpunt en richtpunt beperkt 250 m).
Bij kademuren die langer dan 250 m zijn, werden hulp-
punten gemaakt tussen begin en einde. De onderlinge rela
tie tussen alle punten werd met polygoneren vastgesteld
(twee dubbelseries per opstelling). Hiermee was het geheel
vastgelegd.
GEODESIA
2000-6
Voorbereiding van een nieuwe meting
waterzijde
Meetopzet
267