A strument kon met de metingen worden begonnen. Deze instructie werd halverwege de campagne in het veld her haald, toen de meetploeg van de regio West de metingen overnam. In bijna alle gevallen kon een hoogteverschilmeting tussen peilmerk en gravimeter worden gedaan met behulp van timmermanswaterpas en duimstok. Slechts één keer was het nodig om een waterpasslag te verrichten. In dit geval stond het instrument niet direct onder het peilmerk van wege de onstabiele ondergrond. In dit soort bijzondere gevallen is eveneens een aanmeetschetsje gemaakt, met het oog op een tweede bezoek van dit punt later in de cam pagne, en met het oog op eventuele herhalingsmetingen door de Belgische overheid. Fig. 6. Van elk punt De le orde aansluitingspunten bevinden zich in het alge- werd een foto meen op de drempels van kerkportalen. In deze gevallen gemaakt. hoefde dus geen hoogte ten opzichte van een peilmerk te Er ontstond een netwerk van kringen, die meestal bestaan uit vijf of zes pun ten. In sommige gevallen ontstonden er 'binnenkringen' (fig. 3). Er werd af gesproken dat deze binnenkringen uit niet meer dan twaalf punten mogen bestaan. De gele kringen uit fig. 3 zijn gemeten door een meetploeg van de regio Zuid van de Meetkundige Dienst, en de groene kringen door een ploeg van de regio West. De aanslui tingspunten zijn met afwijkende kleu ren aangegeven. Toen het netwerkont- werp klaar was, werden de benodigde peilmerkgegevens bij het Nationaal Geografisch Instituut opgevraagd. Bij ieder peilmerk werd tevens een reser- ve-peilmerk gevraagd voor het geval het gekozen peilmerk verdwenen, on vindbaar of onbereikbaar zou zijn. De gegevens van een aantal Belgische aan sluitingspunten (inclusief foto's) zijn verkregen van de Belgische Sterren wacht; de gegevens van de Nederland se aansluitingspunten waren bij de Meetkundige Dienst beschikbaar. Na een uitleg van de werking van het in- Fig. 4. Op pad in België. Fig. 5. Typische opstelling van de gravimeter op de tegel) onder een Belgisch meetmerk. De batterij blijft in het koffertje zitten. Tussen gravimeter en koffer is de voltmeter van het feedback-systeem zichtbaar. Metingen De zwaartekrachtmetingen zijn uitgevoerd door twee twee- mansploegen van de Meetkundige Dienst. Het werken met tweemansploegen is vooral nodig in verband met de navi gatie van peilmerk naar peilmerk. Deze navigatie gebeurde met 'gewone' routekaarten in combinatie met de peilmerk- kaarten. Er is gemeten met één gravimeter; de LaCoste Romberg G971 met feedback-systeem, eigendom van de Meetkundige Dienst. Dit instrument meet met behulp van een ingenieus massa-veersysteem zwaartekracht verschillen met een precisie van ongeveer 0,01 milligal. De batterij van het instrument diende elke avond en nacht te worden op geladen, en het instrument moet continu op temperatuur (zo'n 55° C) worden gehouden door het aan te sluiten op de batterij of aan de 220 Volt. Het vervoeren van een gravimeter vereist de nodige zorg vuldigheid. Door schokken kan het instrument beschadigd raken en kunnen bovendien de metingen van onvoldoende kwaliteit zijn. Daarom werd de instrumentkoffer bij elk transport vastgesnoerd op kussens in de meetbussen, en werd er voorzichtig gereden. 345 GEODESIA 2000-7/8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2000 | | pagina 31