In het rapport is een voorbeeld op
genomen van een GBK, zoals die door
de commissie was gespecificeerd. En
kele kenmerkende voorstellen voor de
inhoud waren: wel huisnummers,
geen hoogtelijnen, wel heggen, geen
muurtjes. Dit laatste bleek in de proef-
kaart onverwacht verkeerd uit te pak
ken; op de kaart staat een klooster
afgebeeld met heel veel muurtjes en
enkele onooglijke heggetjes, waardoor
een volkomen verkeerd beeld werd ge
geven van de werkelijkheid. De com
missie deed de volgende aanbevelin
gen:
spoedige aanvang van de kaartver
vaardiging;
verantwoordelijkheid voor de reali
satie bij de Minister van Volkshuis
vesting en Ruimtelijke Ordening;
instelling van een permanent over
legorgaan: de Centrale Kaarterings-
raad;
realisering van de uitvoering van de
GBK door een centraal bureau van
uitvoering bij het Kadaster;
instelling van Provinciale Kaarte-
ringswerkgroepen door de Centrale
Kaarteringsraad.
Op 20 juni 1975 keurde de Minister
raad het ontwerp voor het Koninklijk
Besluit goed, waarin het Kadaster de
taak krijgt om de vervaardiging, bij
houding en uitgifte van de Groot
schalige Basiskaart van Nederland
(GBKN) ter hand te nemen en waarin
de instelling van een Centrale Kaarte
ringsraad (CKR) wordt geregeld. Op
Fragment GBK
bij rapport van de
Studiecommissie
GBK.
9 juli 1975 werd het Koninklijk Besluit gepubliceerd in het
Staatsblad [5]. Op 28 oktober van dat jaar werd de naam
van de CKR gewijzigd in Voorlopige Centrale Kaarterings
raad (VCKR), enerzijds omdat het geen adviesraad van de
regering was, anderzijds omdat een en ander definitief zou
kunnen worden geregeld in de op stapel staande Kadaster-
wet.
BLAD 118.4045
De hink: 1975-1983
Reeds vóór het uitkomen van het rapport van de Commis
sie GBK zond Te Nuyl een voorstel aan Minister Gruyters
voor een eerste projectopzet voor het opdoen van ervaring:
40.000 ha op basis van de kadastrale kaart, 40.000 ha foto-
grammetrisch, samen 1,3 miljoen gulden in 1975. Hij wijst
daarbij op het uitgavenpatroon van de nutsbedrijven van
15 miljoen gulden per jaar.
Na het vaststellen van het Koninklijk Besluit startte het
Kadaster voortvarend met het eerste GBKN-project in
Het Bildt in Friesland. In deze provincie was een duidelijke
wil aanwezig bij de nutssector om aan de GBKN deel te
nemen. Ook in andere provincies werden initiatieven
ondernomen om projecten van de grond te krijgen. Op 30
januari 1976 zond het Kadaster een brief aan de minister
met een kostenraming. De totale kosten voor een naver-
kende kaart werden begroot op 150 miljoen gulden. De
afname werd geschat op gemiddeld 4,2 afnemers per kaart.
Voor het opstarten van een project waren minimaal 3 af
nemers vereist.
In de VCKR was sprake van een terughoudende opstelling
van zowel de vertegenwoordigers van de nutsbedrijven als
de gemeenten. De nutsbedrijven schrokken terug voor de
grote investeringen voor de conversie en waren in veel ge
vallen ook nog niet toe aan de conversie van hun leidingen-
gegevens. Een systematische aanpak van de kaartvervaardi
ging was daardoor nog niet mogelijk. De gemeenten zetten
vraagtekens bij de mogelijke voordelen en de financiële
consequenties.
Ook in de meeste PKC's was geen
sprake van een koopkrachtige vraag.
Het Kadaster werd als te bemoeizuch
tig gezien en er ontstond in veel ge
vallen een stemming waarbij men
vond dat het Kadaster, dat zo graag de
GBKN wilde, dan ook maar zou moe
ten opdraaien voor de kosten. Er kwa
men slechts mondjesmaat wat projec
ten van de grond, vooral in Utrecht en
Friesland. In Noord-Brabant was op
initiatief van de PNEM, het toenma
lige elektriciteitsbedrijf, een kaart in
productie genomen met afwijkende
specificaties: terrestrische opname van
informatie in het wegpatroon en al
leen de voorkanten van bebouwing.
Deze kaart was in feite hoofdzakelijk
bruikbaar voor leidingenregistratie.
321
GEODESIA
4050