Het NAP, houvast in Nederland
én Europa
De werkvloer van Nederland in beweging?
physical geodesy, geoid, system description
fysische geodesie, geoïde, systeembeschrijving
Hoogte en Normaal Amsterdams Peil (NAP) worden
snel in één adem genoemd met het stromen van water,
een actueel blijvend onderwerp in Nederland. De meeste
mensen, geodetisch onderlegd of niet, ervaren het NAP
als een vanzelfsprekend houvast. Toch wordt de NAP-
referentie, onlosmakelijk onderdeel van de Nederlandse
geometrische infrastructuur, bepaald en beperkt door
fysische omstandigheden. In dit artikel wordt ingegaan
op de gevolgen voor het NAP van de resultaten van de
Vijfde Nauwkeurigheidswaterpassing.
Het voornaamste doel van deze onder
houdsbeurt van het NAP was het con
troleren van de invloed van bodembe
weging op stabiele hoogtemerken.
Daarnaast wordt, zeker met het oog
op het toenemend GPS-gebruik, de
relatie met Europese referentiesyste
men steeds belangrijker. Herbezin
ning op de vastlegging, de definitie en
mogelijk ook het gebruik van het NAP
is wenselijk. Niet om te tornen aan het
NAP als hoogtereferentie, maar juist
om een rotsvast vertrouwen te blijven
houden in het NAP.
De verankering van
het NAP
Om hoogten te kunnen baseren op het
Normaal Amsterdams Peil, bijvoor
beeld bij werkzaamheden voor infra
structurele voorzieningen, waterbe
heer en kustbescherming, worden de
NAP-hoogten van peilmerken gepu
bliceerd. Meestal is er in Nederland
binnen één tot twee kilometer een
peilmerkhoogte voorhanden. Dat be
tekent dat van enige tienduizenden
peilmerken een NAP-hoogte wordt
gepubliceerd.
ir. R. E.
Molendijk
en co-auteurs
ing. W. A. van
Beusekom
en ir. G. W.
van Willigen,
allen iverkzaam
bij de
Meetkundige
Dienst van de
Rijkswaterstaat.
Tabel 1.
Overzicht
landelijke
waterpassingen.
Traditioneel is waterpassen de techniek om hoogteverschil
len te meten, waarbij het in Nederland niet nodig is om te
corrigeren voor variaties in het zwaartekrachtsveld. Om in
heel Nederland het NAP als referentie te kunnen gebrui
ken, worden nauwkeurigheidswaterpassingen uitgevoerd.
Secundaire of tweede orde waterpassingen dienen als ver
dichting en worden gebruikt om de genoemde NAP-peil-
merkhoogten te controleren.
De hoogten van deze peilmerken worden voor het meren
deel eens in de vijf tot tien jaar gecontroleerd. Redenen om
met deze regelmaat te hermeten, zijn onder meer het aantal
peilmerken dat per jaar verdwijnt, en de grootte van hoog
teveranderingen. Door sloop en verbouwing vervalt per
jaar één tot drie procent van de peilmerken. Analyse van de
NAP-publicatie laat zien dat bij 75% van de opnieuw ge
meten peilmerken de hoogten tussen de plus en min één
centimeter wijzigen. Hierbij is enige systematiek te ontdek
ken, in het westen van Nederland dalen de meeste peilmer
ken, in het (zuid)oosten stijgen ze. Bij de resterende 25%
hermeten peilmerken, geografisch tamelijk willekeurig ver
deeld, lopen de correcties op tot meerdere centimeters.
Ondergrondse merken als uitgangspunt
Voor de instandhouding van het NAP maakt de Meet
kundige Dienst (MD) van de Rijkswaterstaat gebruik van
385
GEODESIA
KEYWORDS
TREFWOORDEN
periode
waterpassing
lengte
waterpassing
1795-1810
waterpassing generaal Krayenhoff
1.000 km
1875-1885
lc Nauwkeurigheidswaterpassing
2.118 km
1926-1940
2C Nauwkeurigheidswaterpassing
4.592 km
1950-1959
y Nauwkeurigheidswaterpassing
4.600 km
1965-1978
4e Nauwkeurigheidswaterpassing
4.521 km
1976-1986
1e tienjarenplan secundaire waterpassing
22.261 km
1976-1988
le tienjarenplan tertiaire waterpassing
18.021 km
1987-1996
2e tienjarenplan secundaire waterpassing
28.998 km
1996-1999
5e Nauwkeurigheidswaterpassing
7.330 km
1998-2007
y tienjarenplan secundaire waterpassing
29.000 km