A
Korte geschiedenis van het Normaal Amsterdams Peil
2000-9
GEODESIA
tot zo'n vier centimeter. Deze kan worden geïnterpreteerd
als een zeer langzame daling van delen van West-Nederland
of kanteling van Nederland als geheel.
Aan de andere kant vormen de gepubliceerde NAP-peil-
merkhoogten nu geen homogeen net van hoogtepunten
(meer). Door invloed van (bodem)beweging zullen de ver
schillen zelfs steeds groter worden. Daarnaast is het goed
denkbaar dat bij de verdere ontwikkeling van de in de geo
desie gebruikte meet- en inwintechnieken de nu aange
toonde vervormingen in de toekomst
rechtstreeks voor elke gebruiker meet
baar zullen zijn.
Duidelijke relaties
De metingen van de Vijfde Nauwkeu
righeidswaterpassing en de hoogte
database van de MD vormen voldoen
de waarborg om de relatie met andere
hoogtesystemen te kunnen leggen.
Nederland al meer dan drie eeuwen op peil
Vasdegging van het Amsterdams Peil
Het NAP is het vlak ten opzichte waarvan in Nederland hoog
ten worden bepaald. Dit vlak is in 1682 voor het eerst vastge
legd door middel van acht peilmerkstenen in de sluizen in de
dijk langs het IJ te Amsterdam. Het referentievlak is gebaseerd
op het waargenomen gemiddelde zomervloedpeil dat Amster
dams Peil (AP) werd genoemd.
In de loop der jaren werd op meerdere plaatsen in Nederland
dit AP vastgelegd door middel van peilmerkstenen, peilschalen
of andere soorten peilmerken. Het gebruik van een eenduidig
referentievlak is een voorwaarde voor waterbeheer op meer dan
lokaal niveau. Het AP is als hoogtereferentie voor rivierbeheer
voorgeschreven bij Koninklijk Besluit no. 60 van 18 februari
1818.
De twee laatste overgebleven dijkspeilstenen te Amsterdam
zijn bij de Tweede Nauwkeurigheidswaterpassing nog als
uitgangspunt gebruikt. In 1956 is tijdens de Derde Nauw
keurigheidswaterpassing de hoogte van de laatste dijkpeilsteen
overgebracht naar een nieuw ondergronds merk op de Dam in
Amsterdam. In 1988 werd tevens een voor het publiek toegan
kelijk NAP-nulpunt ingericht in het Stadhuis Muziektheater.
Andere bijzondere, hoewel geen officiële, vastleggingen van het
NAP, zijn het monument bij het laagste punt van Nederland
langs de A20 in Nieuwerkerk aan den IJssel, en de peilschaal op
het hoogste punt van Nederland, de Vaalserberg in Limburg.
Van AP naar NAP
In de periode van 1875 tot 1885 werd de Eerste Nauwkeurig
heidswaterpassing in Nederland uitgevoerd. Hierbij werden de
hoogten van de belangrijkste peilmerken door waterpassing ge
controleerd aan de hand van de vastlegging in Amsterdam.
Daar waar dat nodig was, werden peilmerken geplaatst om een
homogene verdeling van in hoogte bekende punten in Neder
land te verkrijgen, met zogenaamde Hoofdmerken, voorname
lijk in stadhuizen en kerken. Hiermee werd een landelijke vast
legging van het AP bereikt. Tevens werden verbindingen ge
maakt met het Duitse peilmerkennet. Bij deze controle werden
grote verschillen tot zo'n 350 mm met de vanouds bekende
hoogten gevonden. Deze verschillen waren ontstaan door
meetonnauwkeurigheid, fouten bij oudere waterpassingen en
uiteraard beweging van hoogtemerken. Om de nieuw bepaalde
waarden van hoogten van vóór de controle van 1885 te kunnen
onderscheiden, werd de naam Normaal Amsterdams Peil
(NAP) ingevoerd. Voor veel plaatsen in Nederland zijn de ver
schillen tussen AP en NAP nog bekend.
Nauwkeurigheidswaterpassingen in de 20e eeuw
Ter controle van de hoogten van NAP-peilmerken werd van
1926 tot 1940 de Tweede Nauwkeurigheidswaterpassing uit
gevoerd. Hierbij werd het net van Hoofdmerken aangevuld
met ondergrondse merken, waardoor een betere vastlegging
van het NAP werd verkregen. Bij deze waterpassing werden
ook de laatste twee overgebleven dijkpeilstenen gemeten. Bij de
Derde Nauwkeurigheidswaterpassing werd bij de verbindingen
tussen de eilanden in Zeeland en op de Wadden de methode
van hydrostatische waterpassing toegepast. Bij de Vierde
Nauwkeurigheidswaterpassing vormde deze meetmethode de
ruggengraat van het netwerk en bij de Vijfde Nauwkeurig
heidswaterpassing vormen de optische en de hydrostatische
waterpassingen elk op zich een bijna zelfstandig netwerk.
Onderhoud aan het NAP-peilmerkennet
In de twintigste eeuw zijn om de twintig a vijfentwintig jaar
nauwkeurigheidswaterpassingen uitgevoerd. Deze wijdmazige
waterpasnetten worden aangevuld met secundaire verdich
tingswaterpassingen. Sinds 1975 worden in planperioden van
tien jaar de peilmerken van het secundaire NAP-peilmerkennet
hermeten. Daarvoor werden de secundaire verdichtingen veelal
lokaal en op ad hoe basis uitgevoerd. De meest recente nauw
keurigheidswaterpassing is de Vijfde Nauwkeurigheids water
passing (1996-1999). Deze diende hoofdzakelijk voor onder
zoek van het bewegingsgedrag van de meest stabiele NAP-peil
merken, de ondergrondse merken.
Het NAP in Europa
Bij de Eerste Nauwkeurigheidswaterpassing werd een verbin
ding gemaakt met Duitsland (Berlijn). Daarmee werd het refe
rentievlak van het toenmalige Duitse hoogtesysteem' Normal
Null (NN) gelijk aan het NAP.
In 1954 werden de eerste stappen naar een Europees netwerk
(REUN of UELN) gezet door het rekenkundige koppelen van
de diverse West-Europese nationale waterpasnetten. De laatste
realisatie is het UELN95/98 dat zich uitstrekt tot over de gren
zen van Europa. Voor dit Europese net is het NAP als uit
gangspunt gekozen.
390